donderdag 15 oktober 2020

Met afval ‘de berg’ op

Dat is zó fijn aan het leven hier in mijn boshuisje: dat je na de eerste mok koffie met wat zoets een wandeling gaat maken, hier het bergje op, even waarnemen dat de berkenboompjes weer wat geler zijn geworden, op het hoogste punt alleen maar lucht zien en de toppen van dennenboompjes, weer afdalen, het donkere bos door en na drie kwartier weer thuis zijn. ‘Een rondje rond de berg’ noem ik het.  

Gisteren had ik er een speciale missie bij. Het emmertje met deksel waar Griekse yoghurt in heeft gezeten en dat nu dienst doet voor organisch afval op het aanrecht was bijna vol. Bij het klaphek naar het bos hing een bordje: Let op! Tuinafval en ander afval in de daarvoor bestemde afvalbak, hou het bos schoon! Maar... een heel klein beetje organisch afval, dat kan toch geen enkele kwaad? ... Dus ik hulde het witte emmertje in een bruinig boodschappentasje en liep de berg op. Daar groef ik met de hak van mijn rubberen regenlaars een kuiltje, gooide het afval erin en dekte het weer toe met dennennaalden. Zonet kon ik de plek, bij een dikke tak, niet eens meer terugvinden.

Het is een olifantenpaadje, te smal dat daar wilde zwijnen op gaan hobbelen. Want dat is waar ik dan aan denk, omdat je overal omgewoelde zwarte aarde ziet, dat zijn dus wilde zwijnen sporen, dat deze het afval ruiken en gaan opgraven en het zo een zooitje wordt. Ik hoef geen  eierschalen en uienschillen en oude theezakjes, enzovoort van buren te zien, dus dat begrijp ik. Maar ik denk dat dit met  mijn methode niet gebeurt. Dus dat zal ik zo blijven doen, totdat ik bewijs krijg van het tegendeel.