Verkwikt kwam ik thuis en ging in de bijbel lezen: de profeet Jeremia. Eerder las ik de profeet Jesaja, wellicht de beroemdste: daarin staat het vredesvisioen dat lammeren en leeuwen te samen grazen en daar wordt een vredestichter aangekondigd: dat zal Jezus zijn. De christelijke traditie baseert zich op deze profeet: dat God zich al heel lang geleden heeft aangekondigd en zijn belofte reëel heeft gemaakt. Toen viel het me al op dat deze positieve werking van God, als nabij en liefdevol en ondersteunend, hoogstens een achtste van het boek beslaat, want verder wordt in beeldende taal verteld hoezeer God de mensen straft en onheil over het land brengt omdat ze in zijn ogen zijn afgedwaald.
Bij de profeet Jeremia is het niet anders: de beelden van vergelding, straf en onheil zijn ‘bloemrijk’ en dat leest een beetje zoals wanneer ik naar plaatjes van Wonder Woman kijk,wier motto ook is, dat ze liever niet ten strijde trekt en vernietigt, maar niet anders kan, als het kwaad de wereld wil overnemen. Maar bij Jeremia lichten er ook beelden op die te midden van al dat straffende geweld misschien extra opvallen door de zachtheid: De levende God heeft jou geplant, God kent je, ziet je en proeft je hart en heeft met kracht en wijsheid de wereld gegrond; de Ene (God) die vriendschap zoekt, Israël als een bruid die hij wil liefkozen...
Met het oog van de discussie die gisteren opvlamde rond minister Slob en de vraag of een school een verklaring van ouders mag vragen, waarin zij homoseksualiteit afwijzen omdat dit niet mag van God, snap je met al die vanzelfsprekende verwensingen waar beide profeten voor het overgrote deel mee komen, wel waarom het zo vanzelfsprekende, letterlijk, is geworden dat in naam van de godsdienstvrijheid al die gelovigen met zo’n gemak namens die Ene, God, denken te mogen en kunnen spreken. Iets in hen, zal wel de beleving hebben, dat zij ‘profetisch’ spreken en het lot van profeten is ook dat zij niet gehoord worden.
Maar er was een beeld bij Jeremia in hoofdstuk 13 dat bij mij heel erg binnen kwam. De Ene, God vraagt om een lendendoek van linnen te kopen en die om je lendenen te leggen en die niet in aanraking met water te laten komen. Dan draagt hij op om deze lendendoek te verbergen in een donkere spleet van een rots. Na verloop van vele dagen vraagt de Ene, die lendendoek weer op te halen. Wat blijkt: deze is helemaal verrot. Zo is de kwaadwillige gemeente die weigeren te luisteren naar God, ze worden als een lendendoek die nergens meer voor deugt. En dan vergelijkt die Ene, God zich met deze lendendoek, hoe hij zich met de mens verbonden heeft: Zoals de lendendoek gekleefd zit aan de lendenen van een man, zo heb ik aan mij gekleefd heel het huis Israël en heel het huis Juda.
Wat kan dit betekenen in deze huidige tijd? Ik associeer de lendendoek met datgene wat ten zeerste bij je hoort, jou kleedt en je intiemste delen beschermt: het huis waarin jouw identiteit woont. Zoals ‘homoseksualiteit’ een onvervreemdbaar deel van iemand is. De Ene, God wil niet dat je dit verbergt en in een duistere rotsspleet legt, dat het door vocht aangevreten kan worden en verrot. Hij verwacht dat je de droge doek om jezelf wikkelt en zo zal God nabij zijn.
Alleen zó kan het spreken van profeten ook werkelijk profetisch zijn en verwijzen naar vrede en gerechtigheid voor een ieder. Dan is God, de Ene, de stem die diep in jezelf kan klinken: je bent niet alleen, er is een verbond met je gesloten, je kan op weg gaan. Dan kom ik toch weer uit bij dat liedje van Joan Baez ‘God is God’ die exact mijn godsgeloof bezingt en waar ik dan ook kan geloven in profeten: I believe in prophecy, some folks see things, not everybody can see...