Ik fietste gisteren door park de Hoge Veluwe naar de andere ingang, naar Otterlo. Zo mooi en herinneringen werden kleine kleurige lapjes in een patchwork. Bij het slot van St. Hubertus, zag ik mij én als kind voor het eerst op het ijs van de vijver, én met de hele familie op de fietsen, Vader en Moeder in bakfietsen, én met Moeder alleen in de auto op een prachtige winterse dag met een dik pak sneeuw. Bij het monument van De Wet dronk ik nu thee op een natte picknicktafel, maar daardoorheen verweven zag ik Moeder en Zusje op die warme dag in de zomer, de laatste keer dat zij in het park was.
Pas kwam ik een oud blog tegen van 12 september 2010, met nichtje L. en haar moeder in het park en ook toen herinneringen ophalend. Nu is dat zelf een dierbare herinnering geworden: ik dacht eraan dat ik in het Kröller-Müller Museum aan L. ‘kunsteducatie’ gaf door haar te vertellen dat je kon zien dat Vincent van Gogh soms vrolijk was, maar niet altijd; kijk maar naar de donkere woeste dikke verf van deze grillige pijnbomen. Zij was toen nog acht, nu een jonge vrouw van negentien. Pas stond ik er weer naar te kijken: er staan twee vrouwenfiguren onder, het kunnen twee zussen zijn met achter hen het ongrijpbare van het gevoelsleven...
Terwijl ik net weer even dat blogje van 12 september opzocht, haakte mijn oog aan een andere: het is de woensdag erna, leesgroep bij de Clarissen, die ik begeleidde. Ik laat het gaan over communicatiepatronen; over insluiting en uitsluiting. Dat degene die een patroon van uitsluiting bezigt, dat ook kan doen uit honger om juist gezien en erkend te worden... Wat ben ik zelf weinig veranderd in tien jaar tijd... In het patchwork dat ik leg, zie ik mezelf met dezelfde draad de boel steeds aan elkaar naaien... Exclusief in mijn eigen brein en het is voor mij, geloof ik, een heel belangrijke activiteit, het houdt mij levend.
Zo kan het dan gebeuren dat ik van het Hoenderloo met de kauwgumballenboom toen ik kleuter was, terecht ben gekomen op rijpe leeftijd in het Hoenderloo van mijn boshuisje.