zondag 29 november 2020

Chai drinken enzovoort

Ik lees de column Megastad in Trouw altijd. Journalisten vertellen over dingen die ze zien en meemaken in het leven van  alledag in de metropool waar zij gestationeerd zijn. In de zaterdagkrant nu een bericht van Aletta André vanuit Delhi over ‘chai’ dat is de thee die je overal kunt drinken en dat je pas een echte inwoner bent als je een favoriete plek hebt waar je het drinkt. Zelf proeft zij niks bijzonders, maar voor anderen is de smaak uniek en gekoppeld aan strengen herinneringen.

Ik dacht prompt aan ‘mijn’ theestalletjes in Mahabalipuram. Er was er één op de hoek bovenaan de straat bij de hoofdweg. Daar ging ik later in de ochtend heen, na mijn lange strandwandeling. Niet te laat, want ik ontdekte dat theestalletjes in de ochtend en in de namiddag open zijn, ertussen in staat de grote pan omgekeerd op een tafeltje naast het gas, het wordt dus dagelijks twee keer vers bereid. Het bestaat uit een mengsel van minstens zeven kruiden, waaronder kardemom, gember, kaneel, steranijs, kruidnagel. Het smaakt zoet en kruidig ineen en het wordt voor je neus gemengd met hete melk in een smal hoog glaasje.

Er is ook een grote keten die 12.000 smaken aanbiedt, door de computer-robot gebrouwen. Toevallig had ik de dag ervoor gekeken naar de film Miss India, waar een jonge ondernemende vrouw haar chai in Amerika wil positioneren, de koffiecultuur doorbreken. Een heerlijke Indiase film, waar het verhaal met muziek en ‘morele’ reflectie ertussendoor verteld wordt: dat je tegenslag onder ogen kunt zien, je bedrog kunt overwinnen en de doorzetter wint. Ik zou graag overal op de hoek van de straat thee kunnen drinken zoals in India, maar waarschijnlijk zit het aangename van de herinnering erin, zoals Aletta observeert, dat je het ergens op een betonnen muurtje dronk of op een plastic stoel tussen willekeurige anderen. Dus niet keurig netjes op een terras.

Ja, voor mij geldt dat zo: laat op de ochtend dronk ik het op een wankel bankje en ik zie nu steeds een oude man haaks op het andere bankje zitten, met zijn tanige dunne zondoorstoofde benen en  blote knieën en stoffige slippers. Iedereen in India drinkt chai. 's Avonds als het al donker was dan dronk ik er eentje vlakbij het busstation voordat ik verderop in de straat naar Wiki en Sunjay ging, om te eten. Daar ging ik zitten op de stoeprand bij de grond, terwijl onder mijn benen een afvoer liep en  vaak keek ik direct in een paar grote koeienogen of ik bekeek het afval dat in een hoopje vlakbij geveegd was. De theemaker had een zorgelijk, gepijnigd gezicht waar je de ‘hardship’ van af kon lezen. Soms probeerde ik zijn blik te vangen en keek hem dan breed glimlachend aan, op zoek naar die andere, die ik er ook vermoedde en dan kon ik een stralende rustige glimlach terug ontvangen... dat is India...

Al die mensen die je nu door de winkelstraten ziet schuifelen, zodanig dat de burgemeester vervroegde winkelsluiting moet verordenen... Ik kan het ondertussen niet meer zien als alleen maar kooplust, ik zie de behoefte om te schurken aan elkaar, eindelijk weer meer mensen om je heen, een massa vormen, een groep zijn, anoniem onderdeel van een groter geheel... op straat, in winkels, cafés en restaurants, theaters en concertzalen, circustenten, in een stadion... Soms denk ik dat pas over een paar jaar de impact zal blijken, wat dit betekent: dat de mensheid al zo’n poos dát niet kan: zonder nadenken en argeloos  mens-zijn.