Een kelderachtige kamer. Aan weerzijden rijen oude boeken op de grond. In het midden een oud buro met open laden waar boeken gestapeld zijn en eruit puilen. En dan de hele ruimte bespannen met zwarte draden. Een web, weefsel van zwart draad beneveld je bijna, de sfeer is heftig, maar niet beklemmend, intens en toch ook stil, ergens: dit is de installatie Memory of Books, van de Japanse Chiharu Shiota.
Te bedenken dat ze elke draad daar gespannen heeft, als een soort spin. Ze zegt: 'me, myself, my emotion and the material are a ritual, which becomes art'. Dat is wat je voelt, als je er bij staat: iemand die almaar durend bezig is, het niet kan laten, zichzelf temt door draden te spinnen en in een boek van haar werk dat er ook is, zie ik dat ze ook kozijnen stapelt tot hoge torens, witte bedden als een waterval naar beneden laat glijden, en zichzelf in haar eerdere werk wentelde in modder en bloederige rode verf.
De noodzaak om alleen maar dat te doen en te kunnen: jezelf en je emotie inzetten , het in samenspraak brengen met materie, een ritueel daarin voltrekken, een doorgang maken naar... naar wat? De kijker die zo betrokken wordt en ergens niet anders kan dan ook afdalen in de eigen herinneringen en emoties? Je kunt het niet ontwijken, je schouders ophalen, je voelt het werk dat verzet is, alsof je door haar mee genomen wordt en je voelt wat het is om één draad van het plafond naar beneden te spannen, hoeveel moeite dat alleen al kost. En dan bedenken dat de hoeveelheid draden zelf een soort massa worden die alles doordringt en dat zij niks anders kan dan die moeite doen.
Ik kijk er niet van op dat commentaar in dat boek linken maakt met stilte, de Japanse Nospelen, Oost en West en ze over zichzelf spreekt als levend in de diaspora. Hier is iemand altijd op weg, hier woont iemand overal en nergens, hier weet iemand dat het thuis waar je ziel woont daar is waar jezelf iets weeft, terwijl dat weefsel zelf ook alles wat is, vervaagt en verandert in iets wat er niet meer is en nooit meer terug komt.
Te bedenken dat ze elke draad daar gespannen heeft, als een soort spin. Ze zegt: 'me, myself, my emotion and the material are a ritual, which becomes art'. Dat is wat je voelt, als je er bij staat: iemand die almaar durend bezig is, het niet kan laten, zichzelf temt door draden te spinnen en in een boek van haar werk dat er ook is, zie ik dat ze ook kozijnen stapelt tot hoge torens, witte bedden als een waterval naar beneden laat glijden, en zichzelf in haar eerdere werk wentelde in modder en bloederige rode verf.
De noodzaak om alleen maar dat te doen en te kunnen: jezelf en je emotie inzetten , het in samenspraak brengen met materie, een ritueel daarin voltrekken, een doorgang maken naar... naar wat? De kijker die zo betrokken wordt en ergens niet anders kan dan ook afdalen in de eigen herinneringen en emoties? Je kunt het niet ontwijken, je schouders ophalen, je voelt het werk dat verzet is, alsof je door haar mee genomen wordt en je voelt wat het is om één draad van het plafond naar beneden te spannen, hoeveel moeite dat alleen al kost. En dan bedenken dat de hoeveelheid draden zelf een soort massa worden die alles doordringt en dat zij niks anders kan dan die moeite doen.
Ik kijk er niet van op dat commentaar in dat boek linken maakt met stilte, de Japanse Nospelen, Oost en West en ze over zichzelf spreekt als levend in de diaspora. Hier is iemand altijd op weg, hier woont iemand overal en nergens, hier weet iemand dat het thuis waar je ziel woont daar is waar jezelf iets weeft, terwijl dat weefsel zelf ook alles wat is, vervaagt en verandert in iets wat er niet meer is en nooit meer terug komt.