maandag 7 september 2020

Bosbessen in Degla Gård

Het is wel genoeglijk om in mijn achtertuintje aan tafel alle papieren kranten van de afgelopen tijd door te bladeren. In Hoenderloo lees ik digitaal, maar nu valt op hoezeer lay-out en de plaatsing van foto’s groot en klein, de beleving van een artikel meebepalen. Op iPad zie je ook wel wat foto’s, maar dat is hapsnap, niet evenwichtig. Ook zijn er hele pagina’s en dus ook inhoud, die ik niet eerder zag. Daar waar ik weet, hoe het in de krant zelf geplaatst is, zoals columns, die verlies ik niet uit het oog.

Vroeger zei ik de krant af bij vakanties en dan kreeg je het abonnementsgeld terug. Dat laatste is niet meer zo: U kunt de krant nu toch digitaal lezen? zei de mevrouw aan de telefoon, ervan uitgaande dat je overal digitaal bereik hebt, met moderne apparaten. Digibeet zijn kan niet meer. Ik zou de krant ook kunnen laten bezorgen in Hoenderloo, ervan uitgaande dat ik daar meer ben dan hier, maar dat weet ik nog niet. Bovendien is dat elke ochtend dan een wandeling naar de receptie, ja door het bos, je zou het kunnen beschouwen als verplicht door weer en wind ‘de hond uitlaten’, een mooi begin van een dag, maar dat weet ik nog niet.

Vanochtend riep een kleiner artikel bij ‘buitenland' een sterke herinnering op: ‘600.000 ton bosbessen, maar niemand om ze te plukken.’ Het ging over Zweden waar al die bosbessen nu aan de struiken wegrotten omdat er geen Thaise plukkers meer kunnen komen. 17% van het oppervlakte bestaat uit bosbes. Ik zag me ineens weer met een lege witte  emmer door de naaldwouden lopen. Ik logeerde in mijn kleine eenboogstentje bij B. die ik had keren kennen op een voettocht op Gotland van de internationale Franciscaanse Beweging. Hij woonde in een heel klein huisje, vergelijkbaar qua oppervlakte met mijn chaletje, maar dan in het  vierkant, op het landgoed  van zijn vriend, aan een meer. Degla gård heette het, ik heb de kaart ervan, een afbeelding uit 1863 er even bij gezocht.

’s Avonds gingen we naar elanden kijken op een hoger punt die onder altijd voorbij trokken en hij vertelde dat de winters er lang konden duren met nauwelijks zonlicht en hij ingesneeuwd dan nergens meer kwam. Sowieso was het aantal contacten dun bezaaid in dat merengebied, maar er was wel een netwerk waar hij bij hoorde en die elkaar regelmatig zag: het hele gebied was opgedeeld in segmenten waar een ieder op vrijwillige basis als een boswachter zorg voor droeg. Ik ging ook paddenstoelen met hem plukken op speciale plekken in het bos, waarvan hij hoopte dat een ander ze niet  zouden vinden en dat was tot dan toe zo. 

Maar samen bosbessen plukken, dat deed hij niet en door dit artikel begrijp ik beter waarom. Dat is zó gewoon, Zweden komen om in hun eigen bosbessen, ze hebben zelfs een bosbessensoep. Dus hij wees mij zo’n beetje de richting op, waar ik ze wel zou tegenkomen. Ik vond het geweldig: de bossen bestonden uit dikke tapijten van verend mos, het zonlicht door die dunne naaldbomen en dan op een plek komen waar de dikke ronde donkerblauwe bosbessen zo wat van de struiken vielen. Die emmer liet zich makkelijk vullen en nu snapte ik zijn twijfel of hij mij geen twee emmers zou meegeven, maar dat was misschien toch onhandig lopen, hobbelend tussen de bomen, als je het terrein niet kent. Net zoals nu eigenlijk in de bossen van Hoenderloo, kwam ik er geen mens tegen en ik vind dat genieten.