vrijdag 18 september 2020

De vroege moestuin en Vivian Gornick

Dat is me ook wat: denk je landelijk op de boerderij beland te zijn en dan word je wakker van het geluid van een snerpende slijptol en wéér een transistorradio. Er blijken werklui op het binnenerf bezig, er komt een nieuwe bestrating van Hollands gekleurde bakstenen, dat wist ik al, maar er lijkt nu ook een stuk aan de ingang van de grote boerenschuur gebouwd te worden. Ook de kerkklokken luiden en nu, twee uur later weer: zou er in Duitsland nu iets speciaals aan de hand zijn?

Het blijft heerlijk om meteen door Sam de kat begroet te worden en om de frisse moestuin in te stappen. Daar ben ik gisteren tot het donker werd bezig geweest om alles te sproeien, alles hing er slap en een beetje zieltogend bij, maar zie: vanochtend hebben de grote kolen en grote kroppen sla-achtigen zich weer opgericht! Een beetje onkruid weghalen, de grote pompoenbladeren opzij schuiven zo dat de twee paprikaplanten die ertussen staan meer zonlicht krijgen, een tomaatje uit de kas snoepen, eikeltjes harken en daarna koffie drinken met een zoete koek en mijn dag is goed begonnen.

Dat was deze eigenlijk al, nog voordat ik de moestuin inliep dankzij het leesvoer dat ik regelmatig heel vroeg in de ochtend krijg. Ik heb een nieuw mens ontdekt: Vivian Gornick, een Amerikaanse journalist, essayist, Joods, feminist, nu 88 jaar oud maar héél erg vief en vitaal, wonend in New York. Ze heeft een gulle lach, heel heldere ogen en een volkomen eenduidige en scherpe en fijnbesnaarde wijze van spreken. Op YouTube vertelt ze in een kort filmpje over haar debuut als schrijver, op onderzoek in Caïro. Een gevoel van ontheemding die zij omzet in zorgvuldig te gaan waarnemen. Ook het zien van haar jongere zelf, toendertijd getuigt van humor én zelfrelativering.

Maar allereerst was daar een essay van haar in De Groene. Zij ziet in haar omgeving mensen in deze coronatijd opleven: waren ze eerst het depri-zorgelijke en neerslachtige type: nu ervaren ze een gevoel van verbondenheid in het leed dat een ieder kan treffen en ontwikkelen ze opbouwende en helpende activiteiten en ze ziet zelfs een gevoel van dankbaarheid bij hen... Hoe kan dat? Zij moet denken aan Natalia Ginzburg, en dat is een lievelingsschrijver van mij, die vroeger een kille schil van afstandelijkheid om zich heen had gebouwd (ik wist dat niet) en toen het noodlot haar trof, de executie van haar man, anti-fascist omdat zij in 1943, na de val van Mussolini te vroeg waren teruggekeerd naar Rome, een inschattingsfout, haar pantser aflegde.

Ginzburg kreeg een nieuw besef: ‘We leren  hulp te vragen aan de eerste de beste voorbijganger... We leren hulp te bieden aan de eerste de beste voorbijganger.’ En daarmee vindt ze zichzelf, schrijft Vivian Gornick, ‘het is ook alsof ze nu pas echt leeft, simpelweg door deel te nemen aan de gemeenschap van het lijden’. Zij is geen vreemde meer voor zichzelf, opgesloten in eigen gemaakte eenzaamheid: ze richt haar blik naar elk ander en het leed dat deze bij zich draagt en het is precies dat wat mij aanspreekt in de boeken van Natalia Ginzburg. Haar blik vol mededogen, het klein en eenvoudig houden, zonder grootse en zwaarwichtige woorden.

Ik denk ook dat het helemaal waar is: eigen doorleefd leed leidt naar anderen uit noodzaak, om zelf niet ten onder te gaan. Al is een groot deel van jouw wereld verwoest, het blijft altijd mogelijk om op een dag ergens aan de randen herstelwerkzaamheden te verrichten in simpele gebaren. Zoals het begieten van planten, het zien dat zij zich weer oprichten. Wat je niet allemaal kunt meemaken in enkele uren op de vroege ochtend!

Lees verder:
- https://www.groene.nl/artikel/de-gemeenschap-van-het-lijden