Wat een andersoortig weer vandaag: de regen klettert op het dak, de wind waait rondom het huisje. Gisteren lag ik midden in de zandverstuiving met mijn blote buik en toen streek erop een grote lichtgele vlinder neer, met zwart gespikkelde lijntjes op de vleugels. Ik had deze vlinder nog nooit gezien. Ik heb wat speurwerk gedaan: ik dénk dat het de koninginnenpage is. Of een monarchsvlinder in de lichtgele variant... Waarom is dat zo voldoening gevend, zo’n simpele ervaring van een vlinder op je buik?
Veel later lag ik in de stille heide te lezen. Vlakbij was het over de hele lengte, zover als mijn oog reikte, afgezet met een bordje erbij: rustgebied voor het wild. Ik zag niemand en het was heel aangenaam, al was het boek Gstaad van Arnon Grunberg, eerder uitgegeven onder zijn pseudoniem Marek van der Jagt, heel vreemd en ook wat bizar. Ik herinner mij dat ik indertijd bij lezing van de recensies dacht: dit ga ik écht nooit lezen. Het gaat over een jongen François Lepetier die uit zijn moeder Mathilde van 19 jaar is gekomen en die meent dat zijn eerste zonde is, dat hij met zijn grote handen de baarmoeder van zijn moeder kapot heeft gemaakt, zo dat hij haar enige kind kan blijven. Zij leven in hotelkamers, stelen spullen en hij slaapt het liefst tussen de dijen van zijn moeder. Hoe verzin je het bij elkaar en tegelijk ook de vraag: Waarom heeft het verhaal tóch iets realistisch?
Ik lag er zeer aangenaam en dacht wel tot zonsondergang te kunnen blijven. Maar ineens dacht ik: maar er is hier werkelijk niemand! Stél dat ik een lekke band krijg, dan kan ik niemand aanspreken en dan is 10 km terug lopen veel te veel. Alleen op Terschelling ken ik de ervaring van ergens in de duinen zijn tot en met de maan die opkomt, maar dat is een langgerekt eiland en wandelen naar het midden waar leven in de brouwerij is, duurt maar enkele kilometers, dat is altijd te doen.
Dus ik moet toch een andere strategie hier toepassen: kijken waar en of er in de avond nog mensen fietsen, dus allereerst vast een stuk terug fietsen.. Om ergens anders, al dichter bij huis, weer te gaan zitten: aha, hier passeren toch ongeveer een keer in het kwartier fietsers of wielrenners. Hier dus, is het veilig bij onverwachte pech onderweg. Weer wat erbij geleerd.
Thuis aangekomen, haalde ik het vol bloeiend plukje hei uit mijn rugzak, de hei begint uitgebloeid te raken, maar ik had wat takjes geplukt die er felpaars uitsprongen, Ja, leuk, maar ik heb hier geen vaasje. Wat nu? Uit de afval haalde ik een vierkant zakje van stevig plastic waar aardappelschijfjes in hadden gezeten. Ik rukte de touwtjes van verschillende gebruikte theezakjes en bond ze aan elkaar, om een substantieel stukje touw te krijgen. Zo. Water in het zakje, de hei, vastbinden: het blijft rechtop staan en lijkt wel een trendy vaasje! Al met al een dag met nieuwe gewaarwordingen.
Veel later lag ik in de stille heide te lezen. Vlakbij was het over de hele lengte, zover als mijn oog reikte, afgezet met een bordje erbij: rustgebied voor het wild. Ik zag niemand en het was heel aangenaam, al was het boek Gstaad van Arnon Grunberg, eerder uitgegeven onder zijn pseudoniem Marek van der Jagt, heel vreemd en ook wat bizar. Ik herinner mij dat ik indertijd bij lezing van de recensies dacht: dit ga ik écht nooit lezen. Het gaat over een jongen François Lepetier die uit zijn moeder Mathilde van 19 jaar is gekomen en die meent dat zijn eerste zonde is, dat hij met zijn grote handen de baarmoeder van zijn moeder kapot heeft gemaakt, zo dat hij haar enige kind kan blijven. Zij leven in hotelkamers, stelen spullen en hij slaapt het liefst tussen de dijen van zijn moeder. Hoe verzin je het bij elkaar en tegelijk ook de vraag: Waarom heeft het verhaal tóch iets realistisch?
Ik lag er zeer aangenaam en dacht wel tot zonsondergang te kunnen blijven. Maar ineens dacht ik: maar er is hier werkelijk niemand! Stél dat ik een lekke band krijg, dan kan ik niemand aanspreken en dan is 10 km terug lopen veel te veel. Alleen op Terschelling ken ik de ervaring van ergens in de duinen zijn tot en met de maan die opkomt, maar dat is een langgerekt eiland en wandelen naar het midden waar leven in de brouwerij is, duurt maar enkele kilometers, dat is altijd te doen.
Dus ik moet toch een andere strategie hier toepassen: kijken waar en of er in de avond nog mensen fietsen, dus allereerst vast een stuk terug fietsen.. Om ergens anders, al dichter bij huis, weer te gaan zitten: aha, hier passeren toch ongeveer een keer in het kwartier fietsers of wielrenners. Hier dus, is het veilig bij onverwachte pech onderweg. Weer wat erbij geleerd.
Thuis aangekomen, haalde ik het vol bloeiend plukje hei uit mijn rugzak, de hei begint uitgebloeid te raken, maar ik had wat takjes geplukt die er felpaars uitsprongen, Ja, leuk, maar ik heb hier geen vaasje. Wat nu? Uit de afval haalde ik een vierkant zakje van stevig plastic waar aardappelschijfjes in hadden gezeten. Ik rukte de touwtjes van verschillende gebruikte theezakjes en bond ze aan elkaar, om een substantieel stukje touw te krijgen. Zo. Water in het zakje, de hei, vastbinden: het blijft rechtop staan en lijkt wel een trendy vaasje! Al met al een dag met nieuwe gewaarwordingen.