dinsdag 15 september 2020

Werklui. Huizenmijmering

Aan beide kanten van mijn huis zijn nu werklui bezig. Tochtstrips aan ramen vervangen, schilderen enzo. Ik dacht de dans te kunnen ontspringen zoals toen ze hier een nieuwe douche maakten: toen ben ik naar Londen gegaan. Nu dácht ik in mijn boshuisje te zijn, naar ja, het tropische weer lokte mij weer naar hier: heerlijk nog twee dagen bij het water. Eigenlijk hoopte ik dat zij vorige week hier bezig waren geweest..maar mijn huis is de laatste van de hele buurt en ze hadden vertraging opgelopen.

Ook de mussen vinden dit niet leuk. Ik hoor ze verontwaardigd tjilpen. Je wilt je gewoon veilig voelen rondom je eigen huis. Ik lees over de gigantische bosbranden in Californië en Oregon met luchten die oranje zijn. Ik heb het zelf een keer meegemaakt in Portugal. Wakker worden in je tent, een brandlucht ruiken en assnippers op je tentdoek. Een loeiend geluid van het vuur aan de horizon en de lucht al oranje. Hals over kop je spullen pakken en in een colonne van  auto’s  wegrijden, zo snel mogelijk.

En dan kun je dus wég. Ook nog met je eigen onderdak, je tent, met je mee.... En dan ben je nu vluchteling in Moira... Ik schreef dertig jaar geleden al over de massa mensen die richting Europa zouden gaan trekken en als een massa zich een toegang zouden proberen te verschaffen omdat ik mij realiseerde dat alle grenzen dicht gingen zitten voor buitenlanders, toen ik zelf niet makkelijk meer een visum kreeg voor een week naar Parijs, ik moest ineens werk hebben. Ik had de Indonesische nationaliteit met een permanente verblijfsvergunning, alhoewel ik in Nederland ben geboren. Dat is al meer dan veertig jaar geleden. 

Er was nog geen internet en toch wist je toen al, dat de rijkdom van Europa nooit een in zichzelf besloten geheim zou blijven. Laat staan nu: iedereen ziet op een eigen telefoon hoe wij hier decadent en zelfvoldaan ons in onze rijkdom wentelen, te beroerd om mensen in nood op te vangen, met een kruidenierslijstje waar we tellen: nu er honderd bij, daar er honderd af. En zo was het dus ook tijdens de Jodenvervolgingen, nog vóór de Tweede Wereldoorlog uitbrak en Joden de grond onder de voeten in Duitsland al te heet vonden, maar niet zomaar weg konden. Hoeveel mensen meer hadden er toen gered kunnen worden? En ook nu leren we dus niks van de geschiedenis.

Ik hoor ondertussen twee radio’s door elkaar heen. Elke werkman heeft zijn eigen transistor bij zich: de ene staat op de steigers boven mijn huis, de andere in de achtertuin. Eentje fluit erbij. Dat is ook wel het mooie van konkreet werk: je ziet het resultaat uit je handen voort komen en dan nu met dit aangename weer is dat dus heel prettig werken. Ik betrapte mezelf ook altijd dat ik floot als ik in het bos in de speeltuin werkte.

Ook bij de waterplas waren er gisteren werklui bezig om  het toegangshek te vernieuwen. Met een radio; ik hoorde Islands in the stream. Dat is dus een positieve metafoor over op elkaar kunnen bouwen. Eigenlijk precies raak: ieder is een eiland, maar het water ertussen moet wel stromen.  Drie werklui om mij heen, de ene wil stroom, de andere voelt zich half in de wildernis; hij moet schilderen onder een afdakje met punten die hem voor het hoofd stoten, want ik heb het afdakje op mijn eigen hoogte gebouwd en van eentje ben ik nu slechts gescheiden door het glas van het raam, hij schildert een kozijn. 

Op twee plekken kan ik nu wonen en mij terugtrekken en mij veilig voelen. Ik ben een gigantische bofkont, het is onuitsprekelijk lux. En dan heb je dat liedje in de kerk: ‘Zomaar een dak boven wat hoofden’... Dit gun je iedereen.