Ik keek naar het oranje avondlicht op alle boomstammen rondom mij heen, vanaf de bank. Totdat het ‘ineens’ voorbij is en dat is omdat de zon lager is gezakt. Nu is het nog donkerder, de lucht veranderd van blauw-grijs naar donkerblauw en de stammen verdwijnen in de massa van het zwarte bladerdek en zijn niet meer afzonderlijk te onderscheiden. Alleen verderop een iel stammetje met loofboomblad als kruin.
Voor mij is dit hier kunnen waarnemen al genoeg reden om hier te willen zijn. Al die bomen om mij heen met de weidse lucht boven hen en straks verwacht ik een heldere sterrenhemel, die er gisterenavond na een zwaar bewolkte dag ook was. Een natuurspektakel dat zich in stilte elke dag voltrekt, elke keer weer anders. Mooi om mee te maken, vind ik.
‘Vandaag heb ik een nieuw stuk Nederland leren kennen’, zei L. tegen mij, ‘want wat heb ik nou in een bos te zoeken?! Die weg gaat maar door en wat is die lang’, dacht hij in de auto. Ik had gemaild dat hij door moest rijden totdat het niet meer kon. Wat is dát nou?!, riep hij als er een eikel beneden viel. Nee, het bos is geen plek om lang in te verblijven, ik kon zijn ongemak voelen.
Het komt ook zo voor in de Europese sprookjes, mythen en sagen: het bos als unheimisch, waar enge dingen gebeuren. Roodkapje in het bos die er de boze wolf tegen komt, verdwalen in het bos is als verdwalen in je eigen geest: het onbekende, het onbewuste dat je zomaar bij de lurven kan grijpen, waar je in kan verdwijnen. Ik kijk nu op en alles is nu inktzwart buiten: Dat dus, wie wil daar nu zijn?
Ik heb nu de gordijnen dichtgetrokken en het licht aangedaan, het schouwspel is voorbij. Voor mij heeft het bos nooit een negatieve bijklank gehad, alleen maar positief: dat het daar groeit en bloeit en kan veranderen en dus altijd in beweging is: de loofbomen krijgen straks herfstkleuren, dan zullen ze kaal worden en dan weer komt er fris lentegroen, en de dennenbomen geuren, er zijn dennenappels en beukennootjes en paddenstoelen en er is altijd wat te zien. En de wind is op een eigen wijze present en ik denk dan aan de geest die overal waait en de wereld bewoont. Zó verschillend kan beleving zijn. De ene voelt zich al half begraven in een bos, ‘Waar zijn de mensen?!’ Voor mij is dit een plek vol leven.