Gisteren was ik in het Pondicherry Museum. Daar zijn een heel aantal mooie bronzen beelden uit de Cholatijd, dat is van 875-1278, toen deze dynastie over Tamil Nadu regeerde. Heel mooi, zoveel aandacht voor lichamelijke details: mollige benen, soms een beetje vet dat over het kledingstuk stulpte. En nieuwe gezichtsuitdrukkingen: alsof je mensen uit die tijd tegenkomt. Wat een vak en kunstenaarschap, toen het Westen nog weinig beelden had waar je iets persoonlijks in tegenkomt. Hier zijn het allerlei goden, die in hun uitstraling belichamen waarvoor zij staan.
De beelden stonden in houten kasten met glazen deurtjes. Niks extra belicht, je moest soms bukken om met de juiste lichtval van buiten het goed te kunnen zien. En de beschrijvingen hingen eronder, soms aan de kast geplakt met plakbandjes, steeds opnieuw, over elkaar heen. De rest van het museum was een allegaartje: van kanonskogels tot oude ‘bankstellen’ , snuisterijen nog uit de Franse periode, munten van over de hele wereld, een oud bureau. Met overal kaartjes wat iets was. ‘Cupido uit 18e eeuw’ stond er dan, bijvoorbeeld..
Ik maakte er een foto van, eigenlijk meer om te onthouden dat de grootste zaal van het museum de sfeer had van een uitdragerswinkel en al die prachtige bronzen beelden in de zijzaaltjes verstopt waren. Ineens lawaai en geschreeuw naar mij: Nee! ik mocht geen foto’s maken! En hij zei nog iets , maar ik begreep het niet, Een aantal vrouwen uit de andere zaaltjes, overal op plastic stoelen, bewakers, al had ze dus niet gezien dat ik al een aantal foto’s van die Chola-beelden had gemaakt, snelden ook toe. O, hij riep delete!, delete!, ik moest de foto verwijderen. Wat een rumoer ineens, in de rust die hier verder overal hangt.
Heel even denk ik dan, dat ik het moet verwijderen, zodat ‘de buitenwereld’ niet weet wat voor een zooitje er is in het museum. Maar dat is natuurlijk onzin. Ik moet hier steeds ‘omdenken’. Mooie beelden, bewaard in stofvrije kasten is kennelijk genoeg. Hier geen musea die elkaar beconcurreren met het maken van prachtige tentoonstellingen. Dat er een glanzend nieuwe marmeren vloer was, in The Painting Gallery, een mix van enkele europeesche landschapjes, wat Indiaas werk en een traditioneel schilderij uit Rajasthan, dit allemaal opgehangen aan bevlekte muren, komt waarschijnlijk omdat iemand die vloer geschonken heeft.
Waarom de Botanische Tuin helemaal opgeruimd en schoon maken, als alle Indiërs het gewend zijn om te leven met zoveel verschillende werkelijkheidjes op kleine oppervlakten? Voor die enkele toeristen die er ook komen? Toen ik er was, zag ik er twee. En nu kan iedereen er gratis in. Rondom de boulevard is er wel een duidelijk beleid: daar is het helemaal schoon en elke dag worden er weer versperringen geplaatst tegen het doorgaande verkeer overdag en er rijdt dan een auto, die dat met een luidspreker aankondigt.
Het rumoer rondom mijn overtreding, de heftigheid die erin besloten is, zegt me weer iets over de orde en de regelgeving, die strikt moet worden nagevolgd. In bussen vind ik het bijna aandoenlijk, dat je dan een vodje van een papiertje krijgt met het bedrag erop en dat wanneer je het betaald hebt, dat ook nog eens met een ballpoint bevestigd wordt. Bij de supermarkt in het buurtje in Chennai, die een staatswinkel is, moet je buiten een stempel halen voor op de kassabon. Waarom weet ik niet, want je bent het zelf die de bon weer meeneemt.
Ook hier in Pondicherry, lopen al die werkelijkheden door elkaar. Als je op internet kijkt dan gaat het ook over de cuisine, je ziet sjieke hotels en restaurants, die ik vanuit mijn standpunt nauwelijks ontwaar. Al loop ik 's avonds, terug naar mijn slaapplek wel altijd langs een groot verlichte uithangbord, waar sjieke cocktails beloofd worden, en wie weet in wat voor luxe rijkdom je terecht komt, als je eenmaal binnen bent.
Het was gisteren volle maan en de weerwolf in me, kon er niet genoeg van krijgen om in de tropische avond, lang naar het maanlicht op de zee te kijken. Dat is sowieso wel heerlijk hier: tot laat op de avond op de boulevard, waar al die mensen dus gewoon maar zitten met een flesje water en soms een ijsje. Ik at nu hier, op de hoek: Dosa heet het, een opgerolde flinterdunne groot soort flensje met sausjes erom heen. Ik zag het iemand in de ochtend toen ik er koffiedronk eten, en vroeg naar de naam ervan.
Toen snel, na een hele dag toch weer rondslenteren, met een middag-siësta op een bankje in de schaduw dat ik vond aan het uiteinde van de boulevard, vlakbij de Sri Aurobindo Samedhi, even douchen en toen weer terug naar de zee. Ik realiseer me steeds meer dat de zee is mijn favoriete meditatieplek is.
Toen snel, na een hele dag toch weer rondslenteren, met een middag-siësta op een bankje in de schaduw dat ik vond aan het uiteinde van de boulevard, vlakbij de Sri Aurobindo Samedhi, even douchen en toen weer terug naar de zee. Ik realiseer me steeds meer dat de zee is mijn favoriete meditatieplek is.