Op de plattegrond stonden drie moskeeën aangegeven, vlak bij elkaar, aan de andere kant van het kanaal. Wat een verassing! Ik kwam in een wijk die helemaal anders van sfeer was dan ik tot nu toe heb gezien. Rustig, dorps, er speelden kinderen badminton op straat, een man was op een kar aan het strijken, er werden pannen met voedsel op een kar gezet, iemand sliep messen via een ingenieus apparaat dat aan de zijkant van zijn fiets was geïnstalleerd, die keerde hij om en met de fietstrappers haalde hij zo energie voor de slijpmachine. Er was een burka-boetiekje.
Het blijkt de islamitische wijk van Pondicherry. Zij moesten in de 17e eeuw weg uit de White Town die er gebouwd werd, kregen dit gebied toegewezen en ze bouwden lange straten, bijna diagonaal op het rasterpatroon van White Town met het gezicht naar Mekka. Schaduwrijk, heel schoon, nu, en he ziet dat er ook kleine paleisjes tussen de gekleurde huizen staan. De Meeran Moskee is dus al 350 jaar oud, maar je ziet het er niet van af. Eerlijk gezegd deed het me denken aan de Efteling, waar er een vliegend tapijt tussen twee torentjes vliegt
Ik wandelde door naar de Botanische Tuin die aan de Zuid-Boulevard ligt. Voor de muren aan de ene zijde onder overkappingen, een groente en fruitmarkt. Binnen de tuin kraampjes over eco-organische landbouw, de presentatie kwam van Gratitude Farms Pondichery, mooie naam. Ik zag zakjes vol traditionele zaden van India en het ging over systemen waar water rondgepompt kon worden. Ergens anders, onder de grote bomen activities of self help groups; Traditioneel eten te koop en handvaardigheidspulletjes; er hing een festivalsfeer.
Verder was de tuin aardig verwaarloosd. Jammer, mijn handen kriebelden, ik heb me dus al helemaal geïdentificeerd met de rol van bladopruimer. Menskracht is toch goedkoop in India? Mrt een paar mensen zouden al dat dorre blad en het zwerfvuil zó opgeruimd zijn. De botanische tuin zou daarmee veel meer om van te genieten zijn. Er staan veel soorten hoge, oude bomen, waaronder een Afrikaanse Mahogony uit Senegal, gepland in 1862 bij de oprichting van de botanische tuin, de oudste van India, wier zaailingen zich verder verspreid hebben, stond er op een bordje. Niet dat de boom speciaal behandeld werd, hij groeide nu half op het pad, het asfalt omhoog stuwend, het bordje hing er scheef in het hoge gras naast.
Het is voor mij weer een van Indiaas contrasten: zo vlakbij elkaar: aan de ene klant een zorgvuldige presentatie van moderne technieken en een bloemenzee met groen gras en dan ernaast, totale verwaarlozing.... al mijmerend hierover wandelde ik terug naar White Town en kwam pal achter de roze ‘Kapucijnerkerk’ uit. Ja, dan maar naar binnen!
Jongens waren druk bezig met stoelen richting het altaar te sjouwen, o, het is Zaterdag, misschien was er zo een dienst, ook leuk om mee te maken. Ik wachtte rustig af, al mediterend, en telkens als ik mijn ogen even opendeed, zag ik weer een andere samenstelling van mensen in de kerkbanken zitten. Soms was het leeg en dan dacht ik dat de kerk toch zo zou sluiten, o, nee toch niet er kwamen weer nieuwe mensen binnen.
Ik dacht terug aan mijn tijd bij de Kapucijnen. Hoe ik binnenkwam met een eigen sleutel, via de achteringang. De trappen op naar mijn kamer, langs de oude klok die elke dag opgewonden moest worden. Dat ik er alle seizoenen in de tuin heb meegemaakt. Wat deed ik er allemaal? Mest kruien staat me erg bij. Hoge dalhia’s dieven met broeder J.
Dat ik tegelijk zo onwetend was van wat er werkelijk speelde. Zo was daar broeder M. die ook koster was en waarvan men wel zei, dat deze zijn eigen leventje leidde. Op zondag na de middagmaal trok hij zijn burgerkleding aan, waaronder een blouse met alle knoopjes tot bovenaan dichtgeknoopt en ging hij fietsen. Hij was vaak niet aanwezig bij de avondboterham. Pas twee jaar geleden ofzo, hoorde ik van kleine T. dat hij een vriend in het dorp had en soms ook in de nacht wegbleef. Kon allemaal, als hij zijn taken als koster, ook in de morgenvroegte, maar wel uitvoerde. Zijn kamer was propvol mooie spullen en hij bood me een klein draagbaar tv-tje aan, dat hij over had.
Het bleek dat de heilige monstrans op het altaar werd gebracht, met veel wierook en gezang. Dat werd weer weggehaald en er volgde nog een half uurtje Marialiederen door de luidsprekers, alles in het Frans. Toen werden alle buitenluiken gesloten, de kerk ging dicht. Op de boulevard zag ik voor het eerst Indiase meisjes met korte broeken en hemdjes aan. Ook eergisteren bij een muziekoptreden, verhalend, bij het Gandhi-monument sprak ik even met drie vrouwen uit Bengelore, die waren nu een weekendje weg, Ja, zaterdag... misschien dat mondain India nu toestroomt, naar zee.