Gisteren lag ik languit in de zon en liet mij opdrogen na een zwempartijtje. Mmm.., heerlijk. Plotseling kwam juffrouw H. mij voor de geest. Zij was mijn onderwijzeres in de derde klas van de lagere school. Ze was zwart en had iets ongenaakbaars en dat had te maken dat haar man een sjieke modezaak in de stad runde, die er nog steeds is met dezelfde naam, zij was rijk zeiden we tegen elkaar en zij was ook modieus en hip gekleed. Heel anders dan de andere juffrouwen. Of voelde zij ook ‘anders’ omdat zij de enige zwarte was?
Een keertje nam ze me apart en ze zei heel vriendelijk en lachend tegen mij: jij en ik delen iets met elkaar hè? Ik had geen idee waarover ze het had... ze zag mijn verwarring en liet het zo. Nu komt deze herinnering zomaar terug en nu denk ik: ze bedoelde vast dat wij beide niet wit waren! Ik voelde me geen buitenbeentje op de lagere school: sterker nog, ik was het lievelingetje van juffrouw N. in de vierde en vijfde klas. Dat was een combinatieklas, waar in één leslokaal aan twee klassen les werd gegeven: als de ene helft les had, dan was de andere helft iets schriftelijks aan het maken.
Zo zat ik in de 4e en de 5e met naast je dus ook een 4e en 5e die een jaar jonger of ouder waren. Je was toch wel ook een eigen klasje en ik was van zo’n klasje een beetje de ‘leider’, ik verzon en schreef toneelstukjes voor de verjaardag van de juffrouw en voor bij het einde van het jaar, en toen de juf ging trouwen. We kregen daar alle gelegenheid voor. Ik moest voor een onschuldige operatie een weekje naar het ziekenhuis en kreeg toen een map vol lieve brieven en getekende kaartjes van de gehele klas en er was een toneel-en muziek-avond, de eerste keer uit het ziekenhuis dat ik het schoolplein weer betrad. De hele klas kwam naar me toe: 'Mirjam, Mirjam, mag ik zometeen naast je zitten?' Moeder was stomverbaasd dat ik zó populair was en heeft dit herhaalde malen in familiekring verder verteld.
Maar in de zesde klas veranderde alles. Ons groepje werd gemengd met de al bestaande klas en die had ook een leider Maaike heette ze, en zij was duidelijk het lievelingetje van juffrouw M. die ook nog eens de directrice van de school was en waar ik met angst en beven wel al mee te maken had gehad, want je moest bij haar een briefje halen, als je te laat was. Dat was ik weleens, niet door eigen toedoen: ik had twee broertjes op de kleuterschool, die ik naar school moest wandelen en die treuzelden en bleven spelen op de twee kilometer erheen.
Ik viel van een voetstuk, al was ik mezelf helemaal niet zo bewust dat ik die had en wellicht ‘de leider’ was van mijn oude klasje... Maar juffrouw M. zei mij dat letterlijk: dat ik nu niks waard was en ook Maaike met haar vriendinnetjes pestten me. Het lukte me maar niet om anoniem te worden in die grote klas en juffrouw M. plantte ook het idee in me, dat ik eigenlijk nogal dom was en naar de huishoudschool zou gaan. Weer waren mijn ouders verbaasd: 'Hoe kom je daar nu bij?!' en ze hebben toen een keer met juffrouw M. gepraat, het schooljaar was al bijna ten einde.
Vreemd genoeg werd ik bij juffrouw M. thuis uitgenodigd, alleen. Ik weet nog hoezeer mij dat verbaasde, het had iets van een eer, kinderen kwamen echt niet bij de onderwijzers thuis. Ze woonde in een flat die heel modern was ingericht, met gekleurde meubelstukken in felle kleuren van Artifort. Thuis hadden we ook zo’n tongstoel, die nu overigens bij mij in de kamer staat. Juffrouw M. was héél vriendelijk, zo had ik haar nog nooit meegemaakt, ze presenteerde koekjes en limonade en ze bood mij iets van excuses aan, denk ik nú.
Wéér begreep ik er helemaal niks van. Wat wilde ze van me en wat bedoelde ze? Vanwaar deze plotselinge omkeer? Ik zie nog haar speurende ogen die mijn ogen zochten op zoek naar...iets, maar naar wat, dat wist ik niet. Enigszins verward stond ik later weer buiten.
Nú pas vraag ik mij af, of ‘discriminatie’ hier iets mee te maken heeft gehad. Hebben mijn ouders op de een of andere manier juffrouw M. onder druk weten te zetten en haar gedwongen tot iets van excuses? Ik weet wel dat Vader de hoofdcommissaris van de politie goed kende. Hoe, weet ik niet, misschien vanuit zijn universitaire functie. Ik weet wel dat ik dat vaker te horen heb gekregen en daarin zat ook iets van: als het erop aan komt; ons maken ze niks, we zijn beschermd.
En deze herinnering komt nu naar boven, in deze Black Lives Matter tijd... ongewild, spontaan. Zo geldt dat vast voor velen: dat er nu kwartjes beginnen te vallen en je bewust wordt dat dit soort van ervaringen je beleven van de wereld mee bepalen.