Het droombeeld blijft bij mij hangen, dus ik zal er dan toch maar een blogje aan wijden. Ik hang met mijn neus boven een heel fijn geweven, met de hand gesponnen, licht groenig behang op de muur van een kloostercel. Vooral die ene lichtbruine ‘aardse’ draad er doorheen valt mij op. Maar het behang zal worden weggehaald en vervangen door een veel bruiner, ook handgeweven behang. Waarom? ... vraag ik. ‘Dat doen we altijd bij een nieuwe bewoner, het nieuwe wordt ook heel mooi’.
O, zeg ik, en ik loop de kloostertuin in. Daar zie ik de oude bewoner op een balkon (nee, die heb je in het echt niet in kloosters) dollen en lachen, een beetje dansend op muziek, met een ander, die ik niet zie maar wel vermoedt. Iemand naast me zegt: kijk, zij neemt het helemaal niet serieus, haar studie, zij spijbelt veel, nou zie je het zelf. Ik zeg terug dat ik dat nu werkelijk nergens op vind slaan: juist in het niet stil zitten en andere dingen doen, juist dat kan een nieuwe bron van kennis zijn en kom je op nieuwe ideeën. Einde droom.
Tja, wat moet je ermee? Ik kijk bij het opstaan naar mijn kamer vol dvd’s en bedenk dat als ik deze allemaal nog eens wil zien, ik jaren verder ben, Tezamen met al mijn boeken, kan ik de rest van mijn leven wel vooruit. Ja. Logisch want het verzamelen ervan duurde ook mijn hele leven tot nu toe... Als ik nu elke ochtend zou beginnen tot in de avond, dan kan ik nog lang vooruit. Al die ‘kennis’ ooit tot je genomen en wat doet dan verder met je? Moet ik het wellicht vergelijken dat het ooit als lichtgroen behang mijn wereld binnenkwam en het deze bekleedde en mij beschutting gaf, maar dat ik nu een andere bewoner ben en de muren bruin zijn geworden?
Bruin... de kleur van de Kapucijnen, Franciscanen, Clarissen, de kleur die mij lang tegemoet kwam in de habijten van de kloosterlingen en die ik nu nooit meer zie. Bruin: de kleur van compost en vruchtbare aarde, van het verenkleed van de mussen die de hele dag om mij heen kwetteren en vliegen. Groen... de vele nuances daarvan in mijn tuin, een muur van groen om mij heen en sinds de quarantaine mijn belangrijkste leefomgeving?
Gaat deze droom over nieuw en oud, elke keer weer? Over verandering en continuïteit inéén? Over vooroordelen, waar mensen elkaar in vastzetten en mijn voortdurende streven om daar niet in te raken? Is mijn droom ook gevormd door het liedje To Live dat Norah Jones op video heeft gezet, in dubbelgangers-vorm op een trap en achter haar piano, ‘omgeven‘ door mede-muzikanten? Samen en toch alleen, het motto van deze Coronatijd en wellicht ook wel een beetje van mijn leven? Zo, genoeg erover. Eens kijken of ik mijn droombeeld nu achter mij kan laten.