Gisteren heb ik de proef op de som genomen: een zomerse dag iedereen weer aan de gang, middelbare scholen open, het openbaar vervoer weer met de normale dienstregeling, hoe druk zou het zijn op het strand van de recreatieplas De Berendonck? Een handdoek mee, twee stripboeken (een ouderwets gevoel van vroeger) die net waren binnengekomen, vier boterhammen, een liter water en dat was het. Mocht het te druk zijn, dan zou ik meteen rechtsomkeert gaan, of er gaan wandelen.
Het was er precies goed. Mensen lagen er elk op minstens vijf meter van elkaar en er waren veel peuters en ik keek met mijn snuit direct op het water, niemand voor mij tegen de vermaledijde ‘kleine deeltjes’, die besmetting zouden kunnen veroorzaken. Wat heb ik genoten en wat heb ik dat gemist: mensen in ontspanning om je heen, spelende kinderen. Later op de middag kwamen de wat oudere kinderen, een meisje zat eindeloos lachend een eend achterna, zowel in het water als op het strand, iemand had een heel groepje kleuters onder de hoede en ging een zandkasteel bouwen, ik zag een scene naast me zich ontvouwen van een jong stel met een baby in een maxicosi, hij met een t-shirt van de Joker aan, baby naar het water gedragen, spetteren, hij naar maxicosi zijn mobieltje zoekend, foto’s makend, hij baby een schone luier willen geven, zij de blote billetjes ervan weer in de waterplas schoonspoelen, alles inpakken, weglopen en ze zegt:’ Zo, dat was genieten!’ en dat deed ik ook.
Een van de stripboeken was van Cosey, een Zwitser Zelie Noord Zuid heet het, het speelt zich af in Afrika in Burkino Fasso waar ik geweest ben en dat is zo fijn aan een beeldverhaal, je ziet van alles op een tekening die direct je eigen herinneringen wakker maken. Het is Cosey’s specialiteit: hij tekent wat hij in het echt gezien heeft, zó dat er veel details in zitten en hij is bekend geworden met de serie Jonathan (geboren uit God betekent het, toen ik op de middelbare school Jonathan Livingston Seagull ontdekte, nam ik mij voor, dat als ik ooit een zoon zou krijgen, hij zo zou heten). Hij is gemodelleerd naar hemzelf in zijn twintiger jaren toen hij veel verbleef in Tibet en India. In deel drie komt hij een negenjarig meisje tegen, met wie hij verder reist en met wie hij avonturen meemaakt. Dit in een eigen gevonden vorm: geen rechthoekige afgebakende tekeningen op een rij op een pagina, maar vloeiende, ‘oosterse’ lijnen met Aziatische motieven.
Ik heb iemand anders op het internet ontdekt, naast de Indiase man van ‘For the Love of Comics’, hij noemt zich Earl Grey en hij is zelf nooit in beeld, je ziet alleen zijn handen en de boeken die hij voor je openvouwt, terwijl hij er iets over vertelt, zijn site heet Panellogy. Hij is lang niet zo analytisch scherp en doorvorsend als de Indiër, maar bij hem is het aanstekelijk hoe hij helemaal weg kan zijn van een tekenstijl, wat voor zich uit begin te praten en dan dingen zegt van : als ik deze video niet zou maken, zou ik zó weer de hele serie willen lezen. Het is een Duitser, vermoed ik, met in ieder geval een zoon van zestien die hij ook aan de ‘graphic novels’ wil krijgen.
Hij weet veel over Europese ‘graphic novels’, die dan meteen weer stripboek heten, bij mij. Dat komt door de bekende vorm: 48-62 pagina’s dik en een verhaaltje daarin, ook getekend en geschreven door ofwel éėn en dezelfde, ofwel een schrijver en een tekenaar. In Amerika is er de traditie van ‘Comics’ die maandelijks verschijnen in afleveringen van 24 pagina’s veelal uit het DC & Marvel universum, met superhelden in de basis, die van alles meemaken, ook hun eigen ondergang en weer opkrabbelen, met allemaal eigen versies geschreven en getekend door allerlei artiesten, door de tijd heen. Helemaal nieuwe verhalen zoals SAGA hebben ook vaak dezelfde vorm.
In Europa ontstaat een stripboek vaker uit het succes dat een figuur heeft in verzamelbanden met meerdere stripjes die per week verschenen, zoals in Nederland het tijdschrift Robbedoes en Kuifje en voor meisjes vroeger de Tina. Zo is onlangs de schepper van Joop Klepzeiker overleden, die een miljoenenpubliek had, maar ik vond het te ordinair... Ik keek vroeger uit naar de wekelijkse Donald Duck waarvan ik een jaarabonnement had gewonnen bij de Biotex-kleurwedstrijd en ja, de Tina dus, en we vochten om Kijk, een blad met wetenschappelijke wetenswaardigheden, op kinder-niveau uitgelegd. Lucky Luke was een stripheld voor mij en Bessie en Billie Turf... En later Jan, Jans en de kinderen.
Ik raak in nostalgische regionen, zoals het kinderspel aan het water en op het strandje... Vandaag nog zo’n dag en vanaf morgen verandert het weer in wisselvallig en dat is weer nodig tegen de zorgbarende grote droogte die er nu al is. (Ik betrap me er op dat ik dit detail hier wil melden, zodat ik ‘later’ als ik deze Coronatijd teruglees, weet wat er speelde...) Het is in deze tijd ook voor het eerst dat ik met steekwoorden in mijn eigen blog teruglees en dan dingen tegen kom verspreid over de al meer dan tien jaar dat ik dit doe. Ik ben dan vaak verbaasd over wat ik dan lees en tegelijk lijkt het vaak alsof ik het gisteren geschreven heb...