Het is rondom tien uur in de avond en het is mild weer buiten. Ik heb er net twee sigaartjes gerookt tezamen met een rest bananenlikeur, zo uit de fles, nog uit Tenerife. Met een buitenkaars op de grond, op een campingstoeltje onder mijn afdak, mistig en vochtig en stil, een besloten milde sfeer, wat hou ik daarvan. Net binnen, een bericht van P., dat C. op sterven ligt, kanker die teruggekomen is.
C. was een van mijn vriendinnetjes op de lagere school en we verloren elkaar uit het oog omdat het gezin naar de andere kant van het land verhuisde. Jaren later kwam ik haar weer tegen op verjaardagen van P. Ik zie haar voor me, zoals ze nu is en hoe ze was toen we kinderen waren. Ze was zo zachtzinnig en altijd aardig, met een soort van ernst, die ik ten diepste ook had, dat resoneerde. We droomden vooral met elkaar.
In haar grote tuin bij het doktershuis vertelden we elkaar verhalen. Ik had toen vriendinnetjes en buurvriendjes waarmee ik dingen deed, verkleedpartijen en spannende verstop-en speurspelletjes Maar C. was mijn eerste ‘praatvriendinnetje’. Ik herinner me ook goed dat tijdens het eten er niet gepraat mocht worden, als haar vader er was, die soms pas later aanschoof omdat hij praktijk aan huis had, de beklemming daarvan, iets waar C.ook last van had, maar ze klaagde nooit.
Met haar grote ogen zuchtte ze alleen diep na afloop en daarna zwierven we weer weg in onze droomwereld. En nu? De sterfelijkheid, die hoe ouder je wordt, je metgezel wordt...
Ik las vandaag Brieven aan God en andere mensen van Paul van Vliet. Zijn sterfelijkheid, nu hij 83 jaar oud is, is daar ook een thema. Hij zegt tegen God: ‘Ik zie U in dit stadium van mijn leven vooral in het mysterie van het mooiste, het beste, het diepste. Daar ben ik naar op zoek. Ik vind U in de liefde, in adembenemende kunst, in de onschuld van een kind. Dat noem ik voor het gemak dan maar "God".'
Ik geloof dat ik met C. zo ook op zoek was. Wij ontsnapten aan de alledaagse werkelijkheid; er was een gemengde sfeer van mijmering en vrolijkheid tussen ons. Paul van Vliet vervolgt zijn brief: 'Ik zal veel moeten loslaten en afscheid moeten nemen van alles wat vertrouwd is en succesvol. Ik ben benieuwd waarmee of met wie de vrijgekomen ruimte zal worden opgevuld. Het zou mij niet verbazen als ik Ú daarin uiteindelijk zal tegenkomen. (...) Ik zal weten dat Ú het bent als ik mij onvoorwaardelijk heb overgegeven en mijn eenzaamheid zal zijn verdwenen.
Ik hoop dat C. in vrede kan sterven. In de zachte, milde sfeer waarin ik toen ik kind was met haar verbleef.