De bus reed van Agra naar Orchha en kwam door een dorpje waar ik allemaal ingepakte houten kubussen zag van ongeveer anderhalve meter, aan een kant open en op pootjes van ongeveer 20 centimeter. Wat is dat nou weer? Al voortbewegend kwam alras het antwoord: het kan gebruikt worden om er een winkeltje van te maken. Of een grote voorraadkast.Ik begon erop te letten en nu zag ik ze ineens overal. Iemand had er een opklapbed in gemaakt. Of een garage gecreëerd door deze vol gereedschap erin gehangen Een rijtje aan elkaar en een afdak en een voorfront en je krijgt veranda-achtinge multifunctionele ruimten. Of je gaat er in zitten als wachtershuisje. Of je laat je kindjes erin slapen, terwijl je zelf ervoor op de grond groenten verkoopt. Enzovoort. Naar buiten kijken uit de bus is een lust voor het oog en blijft bron van verwondering.
Toen maakte de bus een stop bij het begin van een lange brug over een rivier. ‘Ga maar krokodillen kijken’, zei de Indiase reisleider in zijn gebrekkig Nederlands. Ik betrapte me weer op mijn scepticisme omdat er dan door mij heen schiet dat het vast voor de toeristen verzonnen is. Maar nee, er lagen oude bloemkettingen en lege doosjes wierook, op het water dreven oranje bloemen, er zijn speciaal openingen in het hekwerk, om te kunnen offeren, waar drie jonge Indiërs met kekke kapsels in het zwart, op gingen staan om zichzelf op de foto te zetten. Het water was krokodillengroen. Heb ik ze nou gezien? ... Twee mannen gooiden vanaf de kant iets in het water, het zou vlees kunnen zijn, het water maakte gekke kringen en bubbelde na...er hing een aparte sfeer daar, ook omdat er rondom die rivier ineens krijtachtige geel-oranje rotsen waren, na een vlak landschap. De krokodil is het beest van Ganges, zoals de rivier en de god ervan heet.
En toen kwam Orchha... daar had ik rustig wel een weekje willen blijven. Een paleis en tempels uit de 16e eeuw, slecht geconserveerd, bijna ruïne-achtig en dan verborgen in de donkere slaapkamers van de koning en koningin prachtige fresco’s. Er waren nog zoveel tempels is de bossen erom heen te bezoeken en in de ochtend wassen mensen zich op de rotsen van de rivier, terwijl de apen toekeken en papegaaien op de telefoondraden zaten. Het dorpje eromheen vol kleine winkeltjes aaneengeregen, leek eerder een groot verlichte gezellige woonkamer, met her en der een tv-tje waar meerderen half hangend over hun eigen koopwaar naar keken en er wordenop straat overal vuurtjes gestookt, voor de warmte.
Ik kreeg een klein meisje met stralende ogen helemaal gek, die begon met: Hello, mem, Nice to meet you, where do you come from?' Ik zei: 'I come from Orchha and you?’ ‘No, no, no!!! gilde ze, 'I come from Orchha!!!' Enzovoort. In een heel klein winkeltje, als een donker hol waarin je afdaalde en dat meer iets van een werkhok had, zag ik tussen de ‘rommel’, een kleine bronsachtige gegoten Ganesh, pakte die zonder nadenken op en vroeg de prijs. De eigenaar vroeg een voor hier belachelijk hoog bedrag 2000 rupi, dat is 25 euro. You mean 200 rupi, vroeg ik. No! But what will you give? Two hunderd rupi, zei ik resoluut. Ik kreeg het mee voor 300 rupi.
En nu ben ik in Khajuraho. Morgen de ‘kamasutra-tempels’ bezichtigen. Deze middag was vrij en een jongen liep met mij op, ik zag het oude gedeelte van Khajuraho, waar drempels in strepen op straat de verschillende wijken van de oude kasten aangeven, terwijl de burgemeester die ook recht spreekt bij de oudeste en hoogste boom woont. Dit had ik zonder hem niet geweten, maar ik had waarschijnlijk wel de vier kleine tempels bij een klein meertje gevonden.
Een jongen die 's ochtends op school zit en in de middag local guide is, vrienden heeft die fietsen verhuren en een tuktuk rijden. Tegen hem zei ik voortdurend dat ik géén gids wilde en hem dus geen werk kon verschaffen, maar het wel leuk vond om met hem te praten. Een jongen die zelf aan yoga doet en aan meditatie, en die opkeek toen ik hem vertelde zelf meditatie te hebben begeleid, die Trump ‘greedy’ noemde, dat je dat aan alles kon zien, hoe hij bewoog en keek, die ongeveer twee-drie keer in de week iets ging offeren in de tempel, zijn ouders gingen maar één keer in de week, maar die offerden wel elke dag bij het huistempeltje. Dat hij misschien in reïncarnatie geloofde omdat de goden hem de ene keer wel tegemoetkwamen en de andere keer helemaal niet. Dat je dat toch niet kunt controleren, zoals niks in het leven, en dat je het verleden achter je moest laten, alleen wat-er-nu-is, telt. En dit blogje zit alweer vol.