woensdag 6 april 2016

Rare leeservaringen


Ik heb een raar boekje gelezen, dat nog geen twee uur in beslag nam: Hoe ik een non werd van de Argentijnse schrijver César Aria. Ik had het boekje natuurlijk om de titel meegenomen. Dat wou ik wel weten, hoe zo'n gang in zo'n dun boekje besproken wordt. Het begint ermee, dat een meisje met haar strenge macho-vader voor het eerst een ijsje gaat eten. Haar vader hoopt haar een bijzondere kinderervaring te geven, maar ze vindt het rose aarbeienijsje vies en bitter en durft dat aanvankelijk niet te zeggen

Lezend dacht ik: o, ja de beleving van een vader;  dat die alles overheersend aanwezig is en hoe je je daartoe gaat verhouden: Dat is dan vast de prelude op het ervaren van de Aanwezigheid van God, in het klooster en leren daartoe een eigen verhouding te vinden, zó dat je een zelfstandig individu blijft.

Vervolgens gaat het boekje door: haar vader proeft het ijsje, vindt het ook vies, maakt zo'n ruzie met de ijsverkoper dat hij daarvoor in de gevangenis belandt. O, dacht ik, dit wordt een soort van mijmering over leven op een kleine plek en hoe dat de hoofdfiguur gaat vormen om je thuis te kunnen voelen in een cel in een klooster.

Om kort te gaan: ik zat er volkomen naast! Het boekje vertelt verder over de ook wel surrealistische dingen die er in dat dorp gebeuren en een abrupt einde van alles, ik dacht af en toe aan het werk van Garcia Marquez, maar nergens meer komt er een klooster of een non in voor! Ik dacht: dit boekje betrapt me vooral op je eigen wijze van lezen: de titel roept iets op en je bent vast bereid om je in bepaald soort wereld te begeven en je wacht op de signalen in de woorden dat het voor je geestesoog zal gaan verschijnen.

Het gevoel van een rare leeservaring heb ik ook bij het boek van Hendrik Groen: Pogingen om iets van het leven te maken,een dagboek geschreven vanuit een verzorgingstehuis. Ik kreeg het van Moeder mee, die het wel aardig en scherp vond, maar het toch ook zo vond, dat al die anekdotes op een gegeven moment beginnen te vervelen. Het rare is hier ontstaan omdat Bert Keizer, zelf verpleeghuisarts in Trouw in een column opperde dat nog steeds niet bekend is wie Hendrik Groen is, maar dat hij het niet erg zou vinden als het door een kleinzoon of zo geschreven is.

Dus het beeld van een scherpzinnige, heldere man van ondertussen over de 85 jaar, kantelt naar een jong persoon dat in al die dagboekaantekeningen aardig systematisch beschrijft  waar ouderen die zorg nodig hebben, tegen aan lopen. Ik dacht aan M. Februari van wiens column ik fan was, en dat toen ging over het leven van een alleenstaande bijstandsmoeder. Later bleek het fake te zijn: Marjolijn, en nu Maxim, bleek zelf maar heel even ooit in de bijstand te hebben gezeten en al helemaal niet met kinderen.

Ik was gedesillusioneerd. Je verwacht dat niet. Je wilt iets van de werkelijkheid meenemen en ineens had dit soort fictie voor mij niks meer met de werkelijkheid van doen. Wat ook een rare gewaarwording is omdat van fictie immers gezegd wordt, dat deze juist een veel helderder licht kan laten schijnen over de werklijkheid, juist omdat het fictie is.