Mijn tuintje is een klein universum op zich.Ik stopte wat oud brood in het lege kokosnootje en prikte het aan een tak en prompt zwermen de musjes af en aan. Van brood, naar bloempotranden, naar boven richting dak, waar ze wonen, hoog de bamboetakken in, kwetterend en fladderend.
Ik wilde een grote plastic overpot, die vol water stond omkeren in de hoek van de tuin,bij de achterdeur, onder de haag en toen sprongen er allemaal kikkers uit, kleine en grote: een hele familie had daar haar intrek in genomen. Nu begreep ik ook,wat die witte poes daar de hele zomer te zoeken had. Ik was al bang dat het een nest muizen zou zijn,die dan naar binnen zouden kunnen glippen. Nu ga ik ervan uit dat het de beweging van de kikkers is, die het jachtinstinct wekte.
Ondertussen zijn, in deze milde november weer een rode en een gele primula gaan bloeien. Een plantje dat ik met de lente associeer. Maar in het boek Winter van Jac Thijsse, zo'n oud Verkade-plaatjesboek, deze komt uit 1909, weer voor 1 euro, las ik dat men vroeger bij kwekerijen juist primula's kon bestellen om die binnen neer te zetten.
Geheel actueel is wel de ervaring, dat in oktober er al heel wat gekleurd herfstblad is, maar dat pas bij de eerste novemberstormen de bomen geheel kaal zullen worden. Mijn Boeddhabeeldje achter in de tuin lijkt te zwemmen in het blad: tot hoog boven de navel. Boeddha steekt er met zijn hoofd en schouders nog net bovenuit.Maar de bijna-zekerheid dat er altijd wel minstens een weekje geschaatst kan worden, is nu voorbij.
Ook zijn er 's avonds nogal wat muggen, de laatst vliegende insecten wellicht, voordat de kou straks echt aanbreekt. Ik heb een grote witte chrysant in een pot gekocht,die bolchrysanten kosten helemaal niks meer. Jarenlang heb ik het niet aangeschaft, 'het is een grote gifbom', zei iemand mij ooit,maar nu kon ik het niet laten. Het is zo'n mooi licht contrast in al die bruine herfsttinten in de tuin.
Zo meteen beweeg ik me nog eenmaal naar dat grotere hof van Eden van Nederland: de bossen boven Dieren bij de Veluwezoom. Nu mijn enkel wel weer een lange wandeling aan kan,wil ik weer die stilte inlopen, het gele beukenblad zien, al is het zonder zon. Gewoonweg wandelen, verstand op nul, domweg zijn.