zondag 5 juli 2020

Geen kerststal meer

Afgelopen week heb ik mijn permanente kerststalletje weggehaald. Dit blog is zo ongeveer begonnen met dat kerststalletje in 2007, toen berichtte ik het op te bouwen  en elk jaar werd deze ook iets groter en voegde ik er iets aan toe. Maar de laatste twee jaar niet meer, ik was met de kerst in Varanasi in India en afgelopen jaar was het voor het eerst dat er werkelijk niks ‘christelijks’ meer door mij gevierd werd. Dus het tafereel leeft niet meer zo voor mij. Of ik kan ook zeggen: het is helemaal geïnternaliseerd want ik kan het dromen, ook letterlijk. Ik was een keer in een landschap en praatte met mensen om mij heen en toen wist ik in mijn droom: ik ben nu in mijn eigen kerststal!

Wat mij vooral bijstaat is, dat daar ergens en dat was nog een aardige wandeling en klim naar boven, een groot warm licht was en we ons afvroegen wat het is. Dat daar een kind geboren was, dat wist ik nog niet. Dat heb ik ook altijd het leuke aan het kersttafereel gevonden: het speelt zich in de natuur af, in de geïmproviseerde geborgenheid van een stal en een sterrenhemel. Dat er een Redder van de wereld zou zijn geboren waarin je kunt geloven en waartoe je je kunt bekeren, dat heb ik gezien zijn einde, gestorven aan een kruis, altijd met een korreltje zout genomen.

Dus nu kon ik spullen in mijn huis herschikken en wat is er nu voor in de plaats gekomen? Twee op elkaar gestapelde berkenstammen met daarbovenop het stuk hout dat ik vond in de Beuningen uiterwaarden en die ik ‘de profeet’ ben gaan noemen, zij wijst met een arm naar boven en staat tussen kronkelige in elkaar verstrengeld ‘takkenbosje’ of anders een soort van brein. Nu leek het ook ineens op het Vrijheidsbeeld... Daarnaast staat ook op een boomstam van een boom die net buiten de achtertuin in het plantsoen heeft gestaan, oppaskind E. klom daar graag in, de dansende Chinese jongensmonnik. En er hangt een masker, gemaakt van een gordeldier en een gekleid hoofd, gekregen van een kunstenaar die ik op de lagere school geïnterviewd heb en die het liefst had meegewerkt aan de grote middeleeuwse kathedralen.

Toen bleek er nog een plekje te zijn op de berkenstam onder, voor een houten beeldje van een figuur die zowel Jezus met zijn heilige hart zou kunnen zijn, als een staande Boeddha op een Lotus. Op de grond dat lange dunne beeld van een Indonesische vrouw in sarong dat al in de vensterbank stond toen ik een peuter was. En er staat een kleine cactus op een console, die nog overgebleven is van de kerststal en  er zwemt tegen de muur een heel klein plat houten visje met daarin op ontroerend eenvoudige wijze wat palmboompjes gegrift met groeten uit Honduras, ik vermoed dat het een van de eerste visjes uit de vissenverzameling van ouders is. En op de grond de lichtgrijze stenen die vriendin W uit Nieuw-Zeeland bij haar meer verzameld heeft en meegesjouwd in haar bagage en die ik veel voor de meditaties is het klooster heb gebruikt, waar ik in het midden van de kring altijd iets mandala-achtigs neerlegde, takken, blad,  bloemen, stenen.

Deze mengeling van van-alles-wat gelardeerd met kerstverlichting met sneeuwballetjes past beter bij mijn huidige gemoed. En het leukst vind ik nu het blauw-bruine zijden handgeweven kleed uit India ervoor, gemaakt in Kasjmier en men gebruikt daarbij al eeuwenlang motieven die uit Perzië het land zijn binnengekomen. Afhankelijk van de vleug van het kleed en waar je zit en hoe het licht valt is het de ene keer heel lichtblauw en dan weer donkerder en bruiniger, het heeft de kleuren van mijn lievelingssteen labradoriet, ook veranderlijk van kleur; juist ja, zoals het leven zelf.