Vorige week, de eerste totale regendag in de corona-tijd, ben ik overdag tv gaan kijken. Dat doe ik nooit, die tijd reserveer ik voor ergens na het Acht Uur-Journaal en dan ook niet elke dag. Een soort van indeling of ordening op een dag, als je tijd onbeperkt is en je op één plek verblijft is prettig. Dat heb ik van mijn kloostertijd overgehouden: een verandering van focus en activiteit houdt de jus erin. Een goede oefening buiten het klooster was mijn tijd in India in Mahabalipuram, toen ik niet wist wanneer ik het land weer kon verlaten.
Maar nu had ik een nieuwsgierigmakend artikel gelezen over Álex Pina, een Spanjaard die nu voor Netflix White Lines heeft gemaakt, maar door gebroken is met La Casa de Papel en die ben ik gaan bekijken en dat werd de hele dag en avond binge-watching en sindsdien hoef ik niet te zoeken naar iets wat ik wil zien, ik popel om verder te kijken, maar na vanavond heb ik alle vier seizoenen bekeken. Onlangs berichtte hij dat een vijfde seizoen in de maak is, vanuit een hangmat.
La Casa de Papel, op zijn Engels The Moneyheist gaat in de eerste twee seizoenen over een roofoverval in de Munt van Madrid, waar de euro-bankbiljetten worden gedrukt: de perfecte overval, biljoenen buit maken door zelf het geld te drukken en niemand wordt zo schade berokkend. Het geheel wordt verteld door Tokyo, een van de bendeleden onder leiding van ‘De Professor’, een intellectueel type die zijn halve leven al bezig is om dit plan dat door zijn vader verzonnen is en die bij een overval om het leven is gekomen, te vervolmaken. De bendeleden die niks van elkaar mogen weten of persoonlijke relaties met elkaar mogen aangaan, worden vijf maanden getraind en hebben de namen van steden. Berlin, de jongere broer van de professor wordt de leider binnen in de Munt, en er zijn daar Denver, Moskou, Nairobi, Rio, de broers Helsinki & Oslo.
De serie is spannend en houdt je op het puntje van je stoel, niet door alle actie, die er natuurlijk ook is, maar door alles wat er gebeurt aan emotie tussen de bendeleden onderling en de gegijzelden binnen en de onderhandelingen tussen de inspecteur, een vrouw met een dochtertje, met een ex die gewelddadig was en tegelijk de beste sporen-onderzoeker is en de professor. Binnen de Munt draagt iedereen rode overals en een masker van Dali, ze gaan zich gaandeweg de ‘resistance-groep’ noemen, krijgen de sympathie van de bevolking door hun Robin Hood-uitstraling. Veel wordt verteld door middel van flashbacks, door Tokyo, de Massarati onder de vrouwen, wordt ze later genoemd, recalcitrant, ambitieus en gedreven, maar natuurlijk tegelijk met het hart op de goede plek, zoals de gehele bende.
Er zitten veel liedjes in de serie, het beginlied blijkt alle vier de seizoenen te dekken en Bella Ciao, een Italiaans volksliedje tegen het fascisme heeft een wereldwijde opleving gemaakt, want de serie is wereldwijd door 34 miljoen mensen bekeken, het blijkt een hit te zijn van Netflix. Helemaal terecht en weer zie ik bevestigd wat ik ook in graphic novels en comics zie: verhalen zijn niet meer gebonden aan één genre: of drama, of humor of thriller en actie of tragedie of beschouwend en zingevend: alles vermengd zich en gaat in een razend tempo van het ene in het andere, van straalharde actie naar zelfreflectie, uitbundigheid en weemoed en je hoopt steeds op een goede afloop ten gunste van de bende, maar de serie zegt ook: Zo zit het leven niet in elkaar.