Gisteren tijdens de boekenclub werd ik me opnieuw bewust: dat ik mijn eigen huis en tuin op dit moment beleef als bijna eens soort ruimteschip dat geland is in een wereld die vertrouwd lijkt, maar toch onbekend is. Ik kwam aan terwijl Nederland twee dagen in lock down zat: Schiphol was al vreemd leeg, het terrein van Burger King met opgestapelde stoeltjes en rood-wit lint eromheen. Het is vaker een plek geweest om na een vliegreis koffie te drinken of ook weleens een hamburger en frietjes te nuttigen, lekker vet, alvorens in de trein te stappen naar huis.
Ik kwam thuis en heb vervolgens nauwelijks mijn huis en tuin verlaten. De eerste mondkapjes die ik in het echt zag, was op Bali op mijn stoel op de veranda, bij de aankomst van twee Koreanen die hun land niet in mochten. Heel even voelde ik de crisissfeer, maar die verdampte al snel ook bij hen, te midden van de rijstvelden, al het ademend groen en de eeuwenoude familietempel voor mijn neus. Eigenlijk ben ik van mijn stoel daar, waar ik mij helemaal kon inbedden in het dagelijks leven en ritme van de familie, zó op mijn tuinstoel in mijn achtertuintje beland.
Op Bali was er nog de illusie dat covid-19 hen niet zou bereiken, maar nu is het daar zoals hier: ik zag Koko de zoon van de familie in zijn auto in de avond door een leeg Ubud rijden met Michael Jackson’s For a Better World door de luidsprekers en een huilende smiley met I miss my job! De hele wereld is in een andere tijdsdimensie gekomen, een werkelijkheid zoals een aardverschuiving, niemand weet waarheen en we hopen er allemaal het beste van... Was alleen al de aanblik van een mondmasker eerst iets heftigs en surreëels om te zien in het dagelijks leven, nu gaan we proberen om het achteloos een onderdeel van je toerusting te laten zijn in de buitenwereld, zoals wij in het Westen niet op blote voeten door de straten gaan lopen...
Ondertussen is mijn enige neefje, de jongeman T., nu in Venetië. Hij heeft, net als ik het kluizenaarsgen uit de familie meegekregen. Hij maakt steeds mooiere foto’s waar iets van een eigen signatuur in gaat zitten, vooral als je ze allemaal bij elkaar ziet, en daar is de Canal Grande met enkele gondels erop in roze avondlicht en het lege St. Marcoplein en o, wat zou ik nu graag in zijn schoenen staan! Het was ‘anders’ de tijd geweest dat ik mijn laatste voorbereidingen zou treffen voor een verblijf in Venetië, waar ik mij zo op mijn gemak voel, als in mijn eigen tuin en waar ik eigenlijk voortdurend een licht lyrisch gevoel in mijn hart ronddraag.
Ik ging foto’s van vorig jaar bekijken en ik zie bewoners die hun hond uitlaten, boodschappen doen, aan de kade hengelen of er hun stoeltjes bij avondschemering uitklappen, een verkoper bij een kraam die aan het kletsen is, een vaporettovrouw aan het roer bij volle maan naar het Lido, spelende kinderen op een plein, een man met bloemen op de vaporetto, oudere dames die vroeg in de ochtend het strand opwandelen naar hun strandhuisje... Venetië is al jarenlang niet de drukke stad vol toeristen voor mij, want die mijd ik. Het lijkt er wel Coronatijd, dacht ik, maar alles bij elkaar opgeteld is er daar meer ruimte dan hier. Toen ik gisteren met mijn fiets, ook rond etenstijd door de stad liep en reed zag ik zoveel mensen, misschien teveel, op terrasjes; een typisch Nederlands fenomeen, teken van gezelligheid.
Wat zou ik graag flaneren nu in Venetië, waar het voor de bewoners door de Coronatijd weer mogelijk is geworden om te joggen, nog steeds, zie ik al poolshoogte nemend bij hotel Filu op de live-cam op de anders zo drukke doorgaande weg van en naar het station. Er mogen nu nog ten hoogste vijf toeristen in een gondel zitten in plaats van zes, omdat de toenemende zwaarlijvigheid gevaarlijk wordt voor de lichte gondels. Ik heb inderdaad gezien dat bij het instappen, het soms maar nét goedgaat en hoe de gondel tot diep in het water zakt.
De gondeliers komen nog altijd uit de heel oude gondeliersfamilies van Venetië, zoals dat ook is bij de glasblazers van Murano, beroepen die van generatie op generatie gaan. Zo is het ook op Bali, bij de schilders, de maskermakers, de dansers, de edelsmeden de houtbewerkers enzovoort. Dat is de hoop, ook tijdens deze coronatijd: dat er ruimte en plaats blijft voor het uitoefenen en creëren van culturele en mooie dingen in de openbare ruimte, voor mij de corebusiness van menselijke continuïteit.