vrijdag 3 juli 2020

Stedelijk Gymnasium

Waarschijnlijk heb ik in de slechtste lichting van het Stedelijk Gymnasium gezeten die er ooit daar is geweest. Qua schoolaanbod dan. Dat ik veel gemist had, werd ik me al bewust toen ik in het eerste jaar theologiestudie vriendin W. leerde kennen, die smakelijk en met veel enthousiasme kon vertellen over alle schoolprojecten die zij op haar Gym had meegemaakt. Projecten, clubjes? ... ik had alleen heel saaie lessen gehad.  De Duitse leraar praatte alleen maar over voetbal, nooit over de Duitse literatuur, de aardrijkskundeleraar had als stokpaardje dat je écht niet hoeft te reizen om de wereld te leren kennen, Grieks en Latijn was alleen maar leuk toen er een invaller kwam, waardoor ik de Methamorphes van Ovidius heb leren waarderen. Net toen hij een project was begonnen over filosofen, waarvan ik meteen opveerde, was hij plotseling, onaangekondigd, verdwenen....

Ook nu komen er twee uitzonderlijke momenten in mijn herinnering  bij dezelfde leraar Nederlands. De eerste keer was, dat ik een opstel had geschreven over een vakantie naar Tunesië en hij  mij beschuldigde dat ik ergens vandaan plagiaat had gepleegd en een grote duim had en er nooit was geweest  want ik had het over de heel abrupte overgang van de woestijn naar een oase, van verzengend warm naar fris en groen en dat kon helemaal niet. Met foto’s heb ik toen zijn beschuldiging kunnen keren.

De ander keer was drie jaar later. Ik had een spreekbeurt gegeven over Constantijn Huygens. Ik was daar zelf zó enthousiast voor geworden dat ik daartoe zelf de universiteitsbieb had betreden en gedichten van hem uit oude boeken had opgezocht. Ik kreeg een voldoende en toen barstte U., die de hoogbegaafde van de klas was,  uit en begon te tieren, zó dat ik er zelf van schrok. Ze had het over discriminatie en dat deze spreekbeurt een negen waard was en dat ze het niet langer zou pikken en naar de rector zou gaan. Ter plekke veranderde hij het cijfer in een acht... Ik was allang opgelucht. En weer zie ik nú pas, hoe kleurenblind ik zelf was... ik wist niet wat ik met haar argument aan moest. 

Ik heb in de eerste klas één muziek- en voordrachtavond meegemaakt in de aula en dat was dus meteen ook de laatste, want de aula werd daarna omgebouwd tot twee klaslokalen. Voor de schoolreizen waren geen leraren beschikbaar, dus ook nooit meegemaakt. Het enige buitenschoolse culturele project was in de vijfde, toen de leraar Grieks het toneelstuk voor de jaarlijkse Gymfuif ging regisseren en daarin had ik één van de hoofdrollen, in Our Town van Thornton Wilder. Voor zoiets liep ik meteen warm. Ja, er was wel Roosjesdag en IJsjedag en de vossenjacht rondom de eindexamens en die jaarlijkse Gymfuif in de schouwburg... maar ik bedoel: iets cultureels ter verheffing van de Universele Geest (ahum) was ver te zoeken.

Deze mijmeringen komen terug omdat Nichtje L. gisteren haar diploma kreeg uitgereikt. Wegens corona konden alleen maar ouders aanwezig zijn, maar er was een live-verbinding op internet. Ik zie een aula aangekleed met prachtige grote bloemstukken en een designstoel waar elke leerling plaats mag nemen, op een scherm erboven twee foto’s van het kind dat de school betrad en eentje van veel later. Een ieder krijgt een toespraakje van de mentor. Mijn uitreiking speelde zich af in de oude gymzaal en ik herinner me geen enkele toeter of bel en mentoren die iets persoonlijks van je weten en je gevolgd hebben, die bestonden toen nog niet.

In haar klas hadden meerderen een  cum laude  diploma, en hadden al nationale en zelfs internationale prijzen in de wacht gesleept. Kinderen die zometeen meerdere studies  tegelijk gaan doen, van wie gezegd wordt dat ze altijd aanstaan, op zoek naar kennis en wetenschap, waarvan de mentor zegt dat de leerling de leraar heeft overstegen en tegen wie gezegd wordt dat het wel zeker is, dat iedereen in de toekomst nog wel wat zal horen van de desbetreffende. Met dan ook een keer een  zinnetje ertussen, bij zo’n veelbelovende, dat oog voor de directe omgeving een goede aanvulling zou zijn... Een jongen staat me bij, va wie de mentor zei nog nooit zo’n vriendelijk mens meegemaakt te hebben. Hij was lid van de Bahai, waar elke godsdienst gezien wordt als deelperspectief op dezelfde werkelijkheid, en hij  ging  zich nu eerst een jaar dienstbaar maken voor deze club. 

Nichtje zat stralend op de designstoel, ik zag ineens weer de zonnige en lachende en zingende kleuter van vroeger door haar gezicht heen schijnen. De mentor zei dat ze in staat is om mensen om haar heen te inspireren en dat hij niemand kende die zoveel mensenkennis had, ook over zichzelf; mooie eigenschappen als je pedagogische wetenschappen gaat studeren en dat denk ik ook, ze zal geweldig kinderen en jong volwassenen kunnen stimuleren en begeleiden. ‘De toekomst ligt voor je open, pak het op!‘, zo eindigde elk praatje, waarna elk een grote roos overhandigt kreeg en in groepjes van zes aan een lange tafel met 1,5 meter afstand van elkaar, het diploma ondertekend kon worden.

Daarna het slotakkoord met André Hazes door de luidspreker, ‘Het is voorbij, de koek is op’: alle leerlingen haalden bij hun ouders die verspreid over de hele aula zaten, een rood lint op die onder hun stoelen lag. Ze rolden het uit en brachten het naar voren naar één punt. Alle linten werden omhoog getrokken en zo ontstond er een overkoepeling, een tent waar de klas bij elkaar kon staan en er tegelijk ook verbondenheid was tussen allen. Mooi gedaan en verzonnen en wat spreekt zo’n gebaar ook over een goed schoolklimaat. Het Stedelijk Gymnasium van de afgelopen zes jaar, daar had ik het erg naar mijn zin gehad, Nichtje ook, geloof ik, en nu dus: De toekomst ligt voor je open, pak haar op!