maandag 6 juli 2020

Promothea

Het grootste genoegen van de graphic novel in deze corona-tijd is: ‘What you see is what you get’, gecombineerd met altijd esthetisch genoegen. Ik bedoel hiermee het volgende: je kunt op internet naar kunst kijken, maar het is slechts beeldscherm. Nooit eerder dan de afgelopen maanden ben ik me bewust geworden hoe fijn het is om in de fysieke nabijheid van een  kunstwerk te staan en hoe ook die werken met elkaar interacteren, de wisselwerkingen van jezelf met alles rondom je, dan waart als het ware de geest van de kunstenaar of van het thema waaromheen een curator een tentoonstelling gebouwd heeft, rond.

In tegenstelling hiermee valt de graphic novel samen met zichzelf: het is precies wat het is en doet wat de bedoeling is. Je hebt een boek in handen waar tekst en beeld tezamen jou meenemen in het verhaal en de getekende werelden. En dat laatste is een land van onbegrensde mogelijkheden. Het is verbazingwekkend wat een tekenaar soms kan  doen op één pagina: de tijd schiet vooruit en terug in een  oogopslag, je ziet emotie op een gezicht, razendsnelle beweging en dan weer verstilling, Soms lees je braaf van links naar recht, maar het kan ook alle andere kanten uit, van boven naar beneden, of van een groots plaatje met daarin kleinere scènes, enzovoort.

En je weet dat het exact zo bedoeld is: dat jij met een boek op schoot bladert, stilstaat, terugkijkt, over een pagina in vogelvlucht gaat of tuurt op een detail in een tekening. Het boek dat dit fenomeen thematiseert, de mogelijkheden van je verbeelding en wat daaruit kan ontstaan is Promethea geschreven door Alan Moore en getekend door J.H. Williams III, met de beginzin: ‘If she did not exist... we would have to invent her.’ Het gaat over de verbeelding zelf, die telkens weer incarneert in gewone vrouwen, die in hun dagelijks leven hun verbeeldingskracht moeten inzetten en dan veranderen in de krachtige ‘godin’ die alles ten goede kan keren.

Nu incarneert ze in de  jonge wat onhandige vrouw, die door haar vriendin een in de kast zijnde lesbo genoemd wordt, maar ze is het daar niet mee eens. Ze probeert een werkstuk te schrijven over de verhalende functie van de verbeelding, maar het lukt niet zo. Dan neemt Promothea het over en introduceert haar ook aan andere Promothea’s, waaronder een dikkige vrouw van middelbare leeftijd. In het begin denkt ze dat ze alles droomt, maar dan  leert ze haar verbeeldingskracht zó te gebruiken dat ze zelf controle heeft wanneer ze haar gewone dagelijkse ‘ik’ is, of Promothea wordt.

Uiteindelijk stelt het boek heel fundamentele  vragen, waar in  de filosofie en de theologie eindeloos over wordt gedelibereerd: wat is belangrijker ‘Mind’ of ‘Matter’, wie wint het, het lichaam of de geest? In het laatste hoofdstuk worden alle kaarten van de grote Arcana van de Tarot beschreven onder de titel: ‘A mystic theatre of the mind’. Dit is een boek waar plaatjesrijkdom in de stijl van de mainstream Amerikaanse Comics,  samen gaat met een tekst en een verhaal dat universeel is.