dinsdag 19 augustus 2014

Serenissima

Na 25 dagen almaar Venetië en het Lido, alwaar mijn dagelijkse gang alleen maar bestond uit het wandelen langs de lagune langs tuinen en villa's, het eiland dwars oversteken, naar de het strand, langs het strand wandelen, het Lido aan de drukke zijde weer oversteken, de vaparetto nemen naar Venetië, me mee laten voeren over het Canal Grande en weer terug, langs de riva's zitten, bij bruggetjes, in de binnengalerijen van de Franciscaanse kloosters, in de boekhandel bij de architectuur Bienale, een boek ruilen bij het boekhandeltje onder de Rialto-brug, de gang van inspecteur Brunetti van Donna Leon letterlijk volgen, mensen kijken, mezelf daarin beleven, Venetië bewonderen in al haar drukte en haar stilte. O, Serenissima... ik heb het gevoel 25 dagen achter elkaar gedreven te hebben.

Gedreven; van drijven, bedoel ik, in het water waar Venetië op drijft en dat tegelijk gebouwd is op eiken en dennen uit de bergen erachter. Welke stad woont op een eikenbos? In welke stad kun je alleen maar wandelen? In welke stad viert de hele wereldbevolking elke dag een soort van communie: dicht op elkaar gepakt op de vaporetto's, met kaarten en mobieltjes en fototoestellen in de handen, zich vergapend aan al dat moois? Niet alleen de gevels van de San Marco-basiliek of die van de Maria del Salute of de Rialto-brug: ook de doorkijkjes, de details, elkaar.

De leeuw op een van de pilaren op het San Marco-plein blijkt samengesteld te zijn: de kop komt uit China. De leeuw die symbool staat voor de evangelist Marcus, de patroonheilige van de stad blijkt te kijken met Chinese ogen! Zie nou wel, Venetië kan alleen maar mijn stad zijn, mijn brein, zo dacht ik verrukt. Het is heerlijk om elke dag te ontwaken en werkelijk niet te weten wat je op een dag zal gaan doen of zal meemaken. Meestal wist ik niet eens bij welke vaporetto-halte ik zou gaan uitstappen. En als ik het wel wist, dan veranderde ik soms ter plekke mijn gedachten, zelf vergeten.

Ik kijk vanaf het Lido naar de stad en elke keer weer die sensatie: alsof ik naar mijn eigen drijvende hersenpan kijk, drijvend in mijn hersenvocht, binnenin alle elementen die mij bezighouden. Naast de esthetiek van zoveel eeuwen, ook de melancholie van een stad waar het water almaar hoger wordt: de met algen begroeide trappen bij alle bruggetjes en langs de kaden herinneren je daaraan: in een eeuw is het water een meter gestegen. Ook de zwarte tassenverkopers die illegaal hun metertjes vloer dagelijks opeisen en siesta houden in de schaduw en de portieken van kerken in de stille straten, ook de dure merken van de grote winkels op de 22 maart straat en al die andere ingrepen in het stadsplan  van Venetië, die het daardoor tot de eerste moderne wereldstad maakt, volgens de architect Le Cobusier: al die verschillen, die lagen, de contrasten, dat samengaan van oud en nieuw; dat maakt Venetië voor mij  tot de stad der steden.

Toch zou ik er niet willen wonen. In de bus en trein in Nederland was daar ineens: zich ontrollende Ruimte waar je doorheen Rijdt. Een Weg. Groen. Bossen. Weilanden. Aarde waaruit gewassen Groeien.

Drie weken lang zweefde ik als het ware door Venetië en het Lido en toen ineens,voelde ik mijn knieën. Al die bruggen en bruggetjes, de enige weg met de voet om het water te trotseren: dat is in feite héél veel trappen op-en-af. Weer vaste grond onder mijn voeten, mij verbazend over de zovele tinten groen, wind in je rug en je gezicht op de fiets, is ook heel aangenaam. Mijn brein bezoek ik de komende tijd weer in films en boeken, vanuit mijn luie stoel.