Ik kampeerde op het Lido op Venetie. Al voor het derde jaar achter elkaar. 'Happy to see you!, zei de nachtwaker, die tezamen met - ook al die bekende - Indiër bij het huisje en de poort met elkaar aan het praten waren. 'Hé, jij ook weer hier! zei ik, op zijn Engels. Yes.
Drie jaar geleden meende ik dat die mensen in de paar tenten achter me wellicht een rijke grootfamilie uit India was, die in Venetië vakantie kwam vieren. Er waren vrouwen bij, en ik meende ook een kind. Ze zagen er altijd blakend en wel verzorgd uit: het bleek dat ze ook hun kleren wasten en streken. En uitgebreid kookten ze, in grote pannen, op kleden voor hun tent.
Het jaar daarop waren ze er weer. Nee, niet de hele groep, de vrouwen en kinderen ontbraken. Ik vroeg hoe het nou zat aan de jongen, bij aankomst. Hij kwam uit Padua en oorspronkelijk uit Pakistan en hij werkte en bleek op de camping te wonen voor vier maanden.
Mijn tent stond in de uiterste hoek van de camping achter de grotere tent en de twee eénpersoontentjes van de vier Pakistani, die er nu waren. Twee wat oudere mannen en twee jongere. 25 dagen achter elkaar zag ik hun leven voor mijn ogen zich afspelen.
Ik vierde er vakantie. En zij waren aan het werk. Of op zoek naar werk. Een keer trof ik er een om elf uur 's avonds bij de bushalte, na mijn dag rondzwerven in Venetië. Hij bleek uit Venetië Mestre te komen, waar hij de hele dag kralen had geregen voor een ketting met een dure steen die hij me liet zien. 'It is difficult....', zei hij vermoeid, 'sometimes there is work, sometimes not'. Een andere keer vertrok ik tegelijk met hen. Ze namen een bus naar Palestrina, of naar Chiogia, met rugzakken vol spullen.
Ik zag ze kleren en doeken en spullen sorteren in hun hemdjes en korte boek , bij de tenten. Maar als ze op pad gingen, dan was het op hun paasbest in Indiase kleding met een hoofddeksel met mooie paljetten. De tent die drie jaar geleden spiksplinternieuw was, zag er nu sleets uit, verkleurd. Naast hen stond een keer een paar dagen een Nederlandse familie met twee kinderen in een nieuwe heel grote tunneltent, waar hun tent met twee compartimenten aan weerzijden ruim in had gepast.
Wat een contrasten. De ongelijke wereld met arme en rijke mensen vol kansen, voor mijn neus en ik hoorde er definitief bij de rijken. Een van de oudere Pakistani, hij die ik drie jaar geleden voor de Pater Familias van de grootfamilie hield, had rugpijn en kon een paar dagen niet werken. Rugpijn van de vochtigheid. Het had een paar keer geregend. Hij wees misprijzend en hoofdschuddend naar de andere permanente tent, naast me. Van een kunstenaar die elke dag met tekenmap en spullen en een opklapbaar stoeltje vertrok. Die tent was onder aan elkaar geplakt met duck-tape. Zo is er altijd baas boven baas.
'Till next year?' vroegen ze bij het afscheid. 'Maybe!' zei ik. 'And you?' Ja, dat was geen vraag. Zij zouden er zeker zijn.