maandag 1 juni 2015

Kentridge's processie

Gisteren met dat ronduit pokkenweer, ik zat in een bootje te schommelen in de haven op het NSDM-Terrein in Amsterdam, bij het plannen visualiseer je je natuurlijk met zijn allen zonnend op het dek, was ik tevoren voor de tweede keer naar EYE geweest, naar de tentoonstelling If We Ever Get to Heaven. Dat is het dus precies: het thema van Kentridge: met een soort van mildheid kijkt hij de wereld in, en heel specifiek naar Zuid Afrika en de turbulente geschiedenis en samenleving aldaar. Zelf blank, geeft hij geen harde oordelen, maar laat zien dat alles in proces is en in voortdurende verandering.

Dat doet hij ook letterlijk door zijn techniek van creĆ«ren: animatiefilmpjes van heel grote houtskooltekeningen: de fysieke inspanning die hij daar zelf voor levert: de grote tekening, daar iets miniems in weg-gummen en toevoegen, een foto maken  met de camera, weer afstand nemen, weer naar de tekening toe lopen, weer veranderen, weer een opname maken: enzovoort: voor enkele seconden is hij een hele dag lang bezig. Of we ooit in de hemel komen? Niemand zal het weten en zeggen, maar steeds maar weer die wereld vol mooie en lelijke dingen tevoorschijn toveren en delen: dat is al heel wat.

Voor EYE maakte hij een lange processie waar de schaduwen van mensen voorbij lopen, dansen, sjokken, gehuld in vuilniszakken, als zieken met de katheders aan de armen, een krachtig meisje wild dansend met een schop in de hand, en midden in de processie gebruikt ze de schop als een wandelstok en loopt rustig verder. Mensen torsen de afbeeldingen van hoofden van beroemdheden met zich mee, maar ook een badkuip, een typemachine, een telefoon. Alles op de klanken van een Zuid-Afrikaanse brassband en Zuid-Afrikaans gezang: vrolijk, klagend, onvermijdelijk van alles wat, zoals het leven is.

Ik vind deze processie die More Sweetly Play the Dance heet, zo aanstekelijk! Hoe vaker je die aan je voorbij laat trekken hoe meer je ziet, hoe gelaagder je ook meevoelt. Er worden lijken meegesleept, 3 skeletten dansen, er zijn twee drukke typistes, er lopen er twee met een kooi om hun hoofd, een groep met palmtakken en een vredesduif, de muzikanten met trompetten en hoorns, twee vrouwen die met hun voedselstampers dansen, iets van een tikkende en draaiende klok die ook een wereldbol is. De film begint met een rondtollende man die van de andere kant af zich naar de processie toe beweegt en dan loopt er voorop een dunne man, die almaar blaadjes papier weggooit...

Het voelt aan als het leven zelf, met al zijn verdriet en pijn, rakelings naast alles wat kracht en vitaliteit heeft. De ene keer schommel je in een kajuit bijna onder water en wordt je bijna misselijk, de harde wind raast over je heen en dan weer koester je je languit in de zon op het dek. Maar de ondertoon is toch dat je uitgenodigd wordt om deel te hebben aan een feest.