Wauw! Het is een levensthema van mij: Als ik kon zingen, dan had ik gráág bij een koor gezeten. En nu helemaal. De Zangsijsjes van de Boekenclub waren razend enthousiast over hun nieuwe ontdekking, zowel over het repertoire, levensliederen van over de hele wereld, én over de dirigent. Hoe deze speels en zonder autoritair te zijn, alles hoort en het beste uit een ieder weet te krijgen.
Ik snapte nu meteen waarom en hoe. ‘Hij zou ook een goede cabaretier kunnen zijn’, zei de andere mede boekenclubster.
Hij liet ze allemaal rondom de piano staan, omdat het liedje ging over gedragen worden, en ze nu als het ware elkaars vleugels waren. Wat een dynamiek.
Ook gedurfd en getuigen van vertrouwen én bescheidenheid was het, toen hij niet voor het koor stond en ze dus niet met zijn mimiek en handgebaar kon begeleiden. Hij stond buiten de kring en ik zag hem hen intens volgen. Het was een Roemeens wiegenliedje; hoe je verlangen altijd met je meedraagt.
Al met al kun je wel concluderen, dat het belangrijkste wat mensen over de hele wereld bezig houdt, het de liefde is. Alle stemmingen waren aanwezig. Van gemis, melancholie naar uitbundigheid en zo was ook het slotakkoord.
PS
Er waren intermezzo’s van de begeleidende instrumentalisten. Dit was een lied uit Georgië. Dat er zóveel uit maar drie stemmen kan komen. Alweer langer geleden bekeek ik vaak video’s van zingende Georgiërs rondom een tafel met eten. Er zit iets in de toonsoort van het Georgische lied wat troostend is; en dus ook voedend.