Het lijkt wel alsof ik uit de tijd gevallen ben. Ik was twee weken in Venetië, alleen, heb met niemand gepraat en heb me laten opslokken door de stad, de lagune, de stille steegjes, de kleurige ramen en luiken, de stroom van de Grand Canal, de drukte en decadentie van de toeristenshops en straten, de donkerte van nauwe doorgangen waar het vaag naar pis ruikt, de bruggetjes. Ik heb me laten dragen door het water, van de ene vaporetto in de andere, me laten dragen door de vele kunst in palazzo's of in een cementen sporthal, een kerk in en uit, de vespers horen bij de Benedictijnen en de Cappucijnen, meegevoerd door zoveel binnenwerelden.
De zon, de zondoorstoofde zon, die warmte, helemaal nooit op de tijd letten, elke ochtend vanaf het Lido denken: daar ligt het, als een droom, als mijn brein dat in mijn schedeldak drijft. Daar is de plek waarin ik durf te verdwalen, niks meer wil weten en alleen maar wil voelen. En ik voelde de langgerektheid en oneindigheid van werelden nabij en tegelijk onbereikbaar, de wirwar van vertrouwdheid en vreemdheid, de herkenning van een wereld binnen in je die zich in fragmenten toont in alles wat ik zag in de wereld buiten me.
En zo miste ik mijn vliegtuig terug.Alsof ik nog net niet klaar was om mij weer in de tijd van de klok te begeven. En ik ging in de nacht terug naar mijn eigen vertrouwde camping, zette mijn tentje weer op, als een slak die zich nog een keer in zijn eigen slakkenhuis oprolt. Die nacht ging het waaien, het tentzeil flapperde om me heen, alsof ik na zoveel volkomen windstille dagen naar een andere werkelijkheid werd vervoerd, maar waarheen?
De volgende ochtend werd ik wakker en het voelde aan alsof ik droomde. Venetië was omgeven door een diep donkere inktzwarte lucht, het donderde door de hele lagune heen, bliksemschichten schoten door de lucht. Het was Venetië, maar als in een parallelle werkelijkheid, en ik hoorde er niet te zijn, want ik was anders thuis geweest.
Die extra dag in Venetië, werd er eentje om nooit meer te vergeten. Alles zag er anders uit dan anders. Het golfde en klotste in het Grand Canal. De gondeliers ploegden zich met alle kracht door het water, de gestreepte T-shirts vervangen door donkerblauwe jacks met capuchons op. Toeristen in plastic verpakt met de paraplu's op, lieten zch vervoeren, paraplu's vulden het San Marcoplein, de Rialtobrug, daar waar de meeste mensen bijeen zwermen.
Het klaarde op en ik zwierf en slenterde nog eenmaal, doelloos. Alles herademde, de kleuren intens en soms nog van vocht doortrokken. Het vocht van tranen, van zweet, van regen, van water en zee. Ik wandelde mezelf langzaam terug naar de tijd van de uren, de tijd van de klok. Nu ben ik weer thuis en dat is ook goed. Goed om hier te zijn.