Sinds Venetië, waar het groen schaars is, vind ik het een lekker gevoel om in mijn tuin flink te snoeien. 'Snoeien doet groeien', zeggen ze, maar daar wil je niet gauw aan, als je van nature eerder een bewaarzuchtig type bent, zoals ik. Dus het groen in mijn tuin woekerde welig. Een hele afdak van kronkelige klimop boven mijn schuurdeur. Zoveel groen dat ik welhaast in een hol van groen zat: de lucht en de populieren in het plantsoen achter me, waren niet meer te zien.
Het heeft iets weldadigs om groen weg te snoeien en dan nog zoveel groen over te houden, dat er helemaal geen idee van kaalslag is. Al dat groen paste natuurlijk niet in één klikobak. Dus s'avonds laat, in het donker sleepte ik zes keer een klimop-bos weg, langs mijn zijpad en propte het in de klikobakken van anderen die op de stoep onder de lantaarnpaal stonden.
Dat kon toch geen kwaad? Of toch wel? Stel dat al die erin gepropte en geduwde klimop niet uit de klikobakken wilde en ik dan de hele buurt op mijn dak zou krijgen,omdat ik alleen klimop op mijn dak heb groeien? Dus de volgende ochtend werd ik als vanzelf heel vroeg wakker, op de uitkijk voor de kliko-afvalwagen. Dan kon ik nog naar buiten stormen, als het niet zou lukken. Maar mijn bezorgdheid had geen grond: de klikobakken worden volautomatisch door een grijper gepakt en hoog boven in de afvalwagenbak, helemaal ondersteboven, leeggeschud: alles weg.
'Snoeien doet groeien'... Ik neem me voor om dit najaar dat eens op allerlei andere gebieden toe te passen. Laat het nieuwe groen maar onstaan en laat wat oud is afgevoerd worden.
Soms loont bewaarzucht overigens wél: de al jarenlang doodgewaande hoge bamboetakken, kaal en dor, die ik voor de mussen had laten staan, ze tjirpen en wiegen en fladderen er soms wel met zijn tienen in, zijn vlak voor de zomervakantie weer gaan bloeien.