donderdag 28 augustus 2014

Snoeien doet groeien

Sinds Venetië, waar het groen schaars is, vind ik het een lekker gevoel om in mijn tuin flink te snoeien. 'Snoeien doet groeien', zeggen ze, maar daar wil je niet gauw aan, als je van  nature eerder een bewaarzuchtig type bent, zoals ik. Dus het groen in mijn tuin woekerde welig. Een hele afdak van kronkelige klimop boven mijn schuurdeur. Zoveel groen dat ik welhaast in een hol van groen zat: de lucht en de populieren in het plantsoen achter me, waren niet meer te zien.

Het heeft iets weldadigs om groen weg te snoeien en dan nog zoveel groen over te houden, dat er helemaal geen idee van kaalslag is. Al dat groen paste natuurlijk niet in één klikobak. Dus s'avonds laat, in het donker sleepte ik zes keer een  klimop-bos weg, langs mijn zijpad en propte het in de klikobakken van anderen die op de stoep onder de lantaarnpaal stonden.

Dat kon toch geen kwaad? Of toch wel? Stel dat al die erin gepropte en geduwde klimop niet uit de klikobakken wilde en ik dan de hele buurt op mijn dak zou krijgen,omdat ik alleen klimop op mijn dak heb groeien? Dus de volgende ochtend werd ik als vanzelf heel vroeg wakker, op de uitkijk voor de kliko-afvalwagen. Dan kon ik nog naar buiten stormen, als het niet zou lukken. Maar mijn bezorgdheid had geen grond:  de klikobakken worden volautomatisch door een grijper gepakt en hoog boven in de afvalwagenbak, helemaal ondersteboven, leeggeschud: alles weg.

'Snoeien doet groeien'... Ik neem me voor om dit najaar dat eens op allerlei andere gebieden toe te passen. Laat het nieuwe groen maar onstaan en laat wat oud is afgevoerd worden.

Soms loont bewaarzucht overigens wél: de al jarenlang doodgewaande hoge bamboetakken, kaal en dor, die ik voor de mussen had laten staan, ze tjirpen en wiegen en fladderen er soms wel met zijn tienen in, zijn vlak voor de zomervakantie weer gaan bloeien.

woensdag 27 augustus 2014

Dagelijks weefsel

Zo'n eerste week terug van vakantie is altijd een beetje vreemd, vind ik. Je wilt nog niet, maar je moet wel weer. Terug naar je gewone, dagelijkse leven, bedoel ik. Enerzijds is er een genieten om weer thuis te zijn. Wat ben ik toch bevoorrecht als wereldbewoner op deze aardbol, denk ik dan. Zomaar wonen in een stenen huis, stromend water, een douche, eten, een keuken, alles bij de hand. Verwarming die zomaar aan kan gaan.

Verwarming ja; dat die al aan moest half augustus! In het wijkcentrum sloeg het niet aan en ik dacht dat dit met de toch te warme buitentemperatuur te maken had. Ik kwam uit de warmte, had geen last van de kou, ik vond het wel lekker koel, voor de verandering. Maar na een week koelte wil je wel weer warmte. En toen bleek er toch gewoon een storing in de gasleiding te zitten...een schande; ik heb de mensen in het wijkcentrum een week kou laten lijden...

Mijn week hield iets verlekkerends vakantie-achtigs. Buiten zitten was er, gezien de kou, weinig bij. Dus ik dompelde me onder in het kijken van dvd's en het lezen van boeken en  bleef me daarbij  in Venetië bevinden. De boeken van Donna Leon zijn verfilmd door de Duitse ARD. Dus daar liep inspecteur Brunetti weer, door Venetië en dan ken je het daar ondertussen zo goed, dat je weet dat de filmische werkelijkheid niet overeenstemt met de echte:

Nee, hij kan niet op de brug achter de beroemde brug der zuchten lopen, en dan snel thuis zijn: zijn huis bevindt zich in de wijk San Pollo: nog zeker een half uur lopen. Ik herlas tegelijk een Brunetti-boek: en dan is het zo leuk om te lezen dat Brunetti, zoals gewoonlijk alleen zijn instinct volgt bij elke stap die hij zet in Venetië en dan vanzelf op de goede plek uitkomt: Het dodeneiland San Michel, alwaar hij wandelend tussen de graven ineens tot een inzicht komt.

En ik keek naar Casanova van Fellini; de Venetiaanse vrouwenverslinder die ontsnapt uit de gevangenis naast het dogenpaleis, verbonden door de Brug der Zuchten; een verwijzing naar de gevangenen die van daaruit naar de martelaarskamers en de donkere krochten van het gevang werden geleid. Er rinkelde een andere oude bel van de herinnering: héél lang geleden had ik deze film al eens gezien: wat zit die vol visuele vondsten en spektakel, wat brengt die je in een andere werkelijkheid! Helemaal gefilmd in de studio, het echte Venetië komt er helemaal niet aan te pas.

En zo blijft het een kunst om het echte, de droom, de herinnering, de inspiratie met elkaar te vervlechten tot een weefsel waarin je ziel kan leven.

Venetiaanse tijd

Wat was het toch bijzonder om wekenlang te zwijgen en rond te dwalen. Wat een ongelofelijke ruimte opent zich dan binnenin je. Sinds ik terug ben laat ik minstens een keer per dag dat beeld voor me drijven: Venetië in de verte, aan de overzijde van de lagune. Dat beeld geeft kracht en maakt me vrolijk en zelfs een beetje lyrisch.

Dan denk ik er weer aan, dat de skyline bepaalt wordt door die grote klokkentoren op het San Marcoplein. Bovenop was door de zestiende eeuwse architect oorspronkelijk een beeld van vrouwe Fortuna bedacht: Het Geluk en het Toeval, dat Venetië zo welvarend had gemaakt. Maar uiteindelijk kozen de dogen van de republiek toch maar voor een engel, een soort van beschermengel, Fortuna was wellicht toch iets te barbaars.

Venetië wordt bepaalt door klokkentorens die los van de kerk of basiliek gebouwd werden. Dat was met opzet. Venetië was een republiek en stond op géén goede voet met het Pausdom en het Vaticaan. Men wilde daarom geen klokken in de kerken bouwen, en gaf daarmee aan voor de vrijheid te kiezen: geen hiërarchie, geen feodale wereld: godsdienst staat los van de politiek.

De tijd in Venetië is daardoor tegelijkertijd de kloktijd van de handelsgeest: wie onder de klok loopt op het San Marcoplein,  en in een 'rechte lijn' dwars door Venetië wandelt, komt uit bij de Rialto-brug het centrum van de markt en de handel; het dynamische leven van alledag. Maar tegelijkertijd verwijst de tijd ook naar de tijd die je gegeven wordt in een grotere ruimte. Vroeger was dat nog veel duidelijker. Je kwam aan per boot en de zeer markante klok markeerde dat je daarmee Venetië betrad en in die klok bewegen de hemellichamen en draaiende drie wijzen uit het Oosten regelmatig hun rondje tijd.

De Drie Wijzen: zij bezochten dat bijzondere kind die geboren was in een kribbe, waarvan zij weet hadden door wetenschappelijk inzicht: dat is de kleur van het religieus bewustzijn, waarvan Venetië tegelijk ook doordrongen was: De grote Maria Salute-kerk, eerder een tempel, aan het begin van de Canal Grande werd gebouwd uit dankbaarheid dat niet geheel Venetië door de pest getroffen werd.

Ach... het zijn dit soort gedachten die voor mij levenwekkend zijn. Ik vind het een enorme troost dat er op de wereld zo'n plek gebouwd is door mensenhanden. En in feite elke dag gekoesterd wordt, getuige de zovele toeristen die de stad bezoeken. Elke dag zijn er in Venetië meer toeristen dan bewoners. Dat is gek, en tegelijk ook een prikkelende gedachte: dat elke toerist even een tijdelijke bewoner is van een plek waar kloktijd en esthetische tijd van bewondering en genieten samenvallen.

donderdag 21 augustus 2014

Calles & campo's

Het dringt steeds beter en dieper tot me door: het besef dat elk mens een geheim in zichzelf is. Ik vind het totaal onverklaarbaar hoe er in je een ruimte is waar voortdurend dingen  komen en gaan. En dan bedoel ik niet de bijna instinctieve gevoelens en drijfveren.  Of stemmingen die door je heen gaan en komen.

Neem zoiets als herinneringen. Hoe werkt dat nou? Hoe kan het dat je voor je geestesoog, en daarbij ook in je hart, delen van je leven kunt herleven? Wat of wie verplaatst zichzelf naar dat gedeelte? Hoe kan het daar gewoonweg aanwezig zijn, alsof je een onstoffelijk deel van jezelf daarheen verplaatst?

Of neem je gevoelens voor een ander mens. Die zijn van de ene kant heel specifiek en tegelijk ook heel algemeen. Het algemene zou je een soort van 'houden van' kunnen noemen, wat is en blijft of je die andere nou nog ziet, of niet. Misschien kan  je met de desbetreffende in het gewone leven helemaal niet meer door één deur, maar dat ene, dat 'houen van' blijft. Misschien is dat wat Plato de Eros noemt, waar alles uit voortkomt en dat alles bijeen houdt.

Het is wat in Venetië de calles en campo's  zijn: de straten en stegen en nauwe doorgangen;  die allemaal weer leiden naar de pleintjes en pleinen. De campo's, de pleinen die zijn er in allerlei soorten en maten. Sommigen zijn zo groot dat er vroeger stierengevechten en paardenraces werden gehouden. Nu wordt daar door kinderen gerolschaatst, gevoetbald en touwtje gesprongen. Ze hebben meerdere ingangen en doorgangen. Andere zijn zo klein dat er hoogstens één bankje staat, een waterput en maar twee wijzen om erop en eraf te komen.

Daarom, wellicht, voelt Venetië ook zo erg aan als mijn eigen brein: al die campo's waarop je even kunt verblijven: het zijn al die intermenselijke plekken met anderen die ik ooit gecreëerd heb en op sommigen kan ik nooit meer vertoeven. Al die donkere en lichte straten en steegjes, de calles, breed en heel smal: het zijn de verbindingen in mijn eigen brein waar ik doorheen dwaal.

In het verleden en soms ook al in de toekomst. Gevoelens voor anderen zijn ook gekoppeld, aan dat wat je je kunt visualiseren: je stelt je met deze een bepaald soort van  campo voor en met een ander is het weer heel anders. En soms weet je ook dat je niet meer terug kan naar een campo waar je ooit met een ander was...En soms voel je dat je op een campo zult komen, die je nog niet kent.

Hoe weet je dat? Niet teveel praten. Niet teveel denken. Heel goed luisteren en je ademhaling volgen. Dan weet je soms zonder woorden waar je bent en waar je wezen wil.

woensdag 20 augustus 2014

Scherven

Vroeger wilde ik, geloof ik, veel meer het ultieme. Ik bedoel: ik dacht dat het mogelijk was dat mensen van goede wil, samen verder komen. Met elkaar, met zichzelve, en dat zo de wereld langzaam zou verbeteren. De Ommekeer. het Begrip voor elkaar. Het Hervinden. De Helderheid, Het Tegemoetkomen. Echt Contact. Echte Verbinding.

Ze noemen dat wel: sadder but wiser: Dat je erachter komt dat het niet zo werkt in de wereld. De meeste mensen zijn onveranderbaar wie ze zijn. Patronen zijn ingesleten, karakter en temperament bepalen mee. En tegenwoordig denk ik ook: 'De genen, ja, de genen...' Het lijkt wel of je in het reine moet komen met je eigen genenpakket.

Verzoening met hoe het is, heet dat dan. Je kunt uit een bevuild nest komen, waar je vader de meest vreselijke dingen heeft gedaan. Maar wellicht woekert zijn koppigheid en onverbeterlijkheid en het alleen maar rekening houden met zichzelf en daarmee het pijn doen van anderen, in jou op een andere wijze evenzeer.

Ik ben niet zo van het sadder but wiser adagio. Ik denk meer aan scherven. Alles gaat kapot, alles raakt eens over, alles gaat voorbij. Alles bestaat uit scherven. En elke scherf roept op zich weer  een wereld wakker van wat het ooit geweest is. Ooit was een scherf een bord waarvandaan gegeten werd, een schaal waarop dingen werden opgediend, een pot om dingen in te bewaren, een vaas om bloemen in te zetten.

Dat verlangen naar heelheid is in elke scherf aanwezig. Dit soort gedachten had ik, elke dag wandelend langs het strand op het Lido, alwaar ik scherven zocht en vond, die uit Venetië, via de lagune, wie weet al heel lang geleden in de zee zijn gespoeld en nu weer terugkeerden naar het strand.

Op de  Waalstrandjes in mijn woonomgeving, zoek ik ook al jaren naar scherven. Van het Lido nam ik meer dan twee kilo scherven mee naar huis. Ze zaten oorspronkelijk in mijn koffer, maar ik had overgewicht en wilde daar niet voor betalen. Dus ter plekke, op het vliegveld, herpakte ik alle scherven, van mijn koffer naar mijn handbagage.

Zo gaat dat ook  met de scherven in mijn leven. Je verzamelt  ze. Je neemt ze mee.  Je herpakt ze naar een ander gedeelte van je hart. Maar ze blijven een deel van je bagage. Ze verwijzen naar die ene kracht in je, die je steeds weer verder stuwt en waardoor je blijft uitzien naar telkens weer een andere horizon: de kracht van het verlangen: dat is het ultieme.

dinsdag 19 augustus 2014

Serenissima

Na 25 dagen almaar Venetië en het Lido, alwaar mijn dagelijkse gang alleen maar bestond uit het wandelen langs de lagune langs tuinen en villa's, het eiland dwars oversteken, naar de het strand, langs het strand wandelen, het Lido aan de drukke zijde weer oversteken, de vaparetto nemen naar Venetië, me mee laten voeren over het Canal Grande en weer terug, langs de riva's zitten, bij bruggetjes, in de binnengalerijen van de Franciscaanse kloosters, in de boekhandel bij de architectuur Bienale, een boek ruilen bij het boekhandeltje onder de Rialto-brug, de gang van inspecteur Brunetti van Donna Leon letterlijk volgen, mensen kijken, mezelf daarin beleven, Venetië bewonderen in al haar drukte en haar stilte. O, Serenissima... ik heb het gevoel 25 dagen achter elkaar gedreven te hebben.

Gedreven; van drijven, bedoel ik, in het water waar Venetië op drijft en dat tegelijk gebouwd is op eiken en dennen uit de bergen erachter. Welke stad woont op een eikenbos? In welke stad kun je alleen maar wandelen? In welke stad viert de hele wereldbevolking elke dag een soort van communie: dicht op elkaar gepakt op de vaporetto's, met kaarten en mobieltjes en fototoestellen in de handen, zich vergapend aan al dat moois? Niet alleen de gevels van de San Marco-basiliek of die van de Maria del Salute of de Rialto-brug: ook de doorkijkjes, de details, elkaar.

De leeuw op een van de pilaren op het San Marco-plein blijkt samengesteld te zijn: de kop komt uit China. De leeuw die symbool staat voor de evangelist Marcus, de patroonheilige van de stad blijkt te kijken met Chinese ogen! Zie nou wel, Venetië kan alleen maar mijn stad zijn, mijn brein, zo dacht ik verrukt. Het is heerlijk om elke dag te ontwaken en werkelijk niet te weten wat je op een dag zal gaan doen of zal meemaken. Meestal wist ik niet eens bij welke vaporetto-halte ik zou gaan uitstappen. En als ik het wel wist, dan veranderde ik soms ter plekke mijn gedachten, zelf vergeten.

Ik kijk vanaf het Lido naar de stad en elke keer weer die sensatie: alsof ik naar mijn eigen drijvende hersenpan kijk, drijvend in mijn hersenvocht, binnenin alle elementen die mij bezighouden. Naast de esthetiek van zoveel eeuwen, ook de melancholie van een stad waar het water almaar hoger wordt: de met algen begroeide trappen bij alle bruggetjes en langs de kaden herinneren je daaraan: in een eeuw is het water een meter gestegen. Ook de zwarte tassenverkopers die illegaal hun metertjes vloer dagelijks opeisen en siesta houden in de schaduw en de portieken van kerken in de stille straten, ook de dure merken van de grote winkels op de 22 maart straat en al die andere ingrepen in het stadsplan  van Venetië, die het daardoor tot de eerste moderne wereldstad maakt, volgens de architect Le Cobusier: al die verschillen, die lagen, de contrasten, dat samengaan van oud en nieuw; dat maakt Venetië voor mij  tot de stad der steden.

Toch zou ik er niet willen wonen. In de bus en trein in Nederland was daar ineens: zich ontrollende Ruimte waar je doorheen Rijdt. Een Weg. Groen. Bossen. Weilanden. Aarde waaruit gewassen Groeien.

Drie weken lang zweefde ik als het ware door Venetië en het Lido en toen ineens,voelde ik mijn knieën. Al die bruggen en bruggetjes, de enige weg met de voet om het water te trotseren: dat is in feite héél veel trappen op-en-af. Weer vaste grond onder mijn voeten, mij verbazend over de zovele tinten groen, wind in je rug en je gezicht op de fiets, is ook heel aangenaam. Mijn brein bezoek ik de komende tijd weer in films en boeken, vanuit mijn luie stoel.

maandag 18 augustus 2014

De Pakistani

Ik kampeerde op het Lido op Venetie. Al voor het derde jaar achter elkaar. 'Happy to see you!, zei de nachtwaker, die tezamen met - ook al die bekende - Indiër bij het huisje en de poort met elkaar aan het praten waren. 'Hé, jij ook weer hier! zei ik, op zijn Engels. Yes.

Drie jaar geleden meende ik dat die mensen in de paar tenten achter me wellicht een rijke grootfamilie uit India was, die in Venetië vakantie kwam vieren. Er waren vrouwen bij, en ik meende ook een kind. Ze zagen er altijd blakend en wel verzorgd uit: het bleek dat ze ook hun kleren wasten en streken. En uitgebreid kookten ze, in grote pannen, op kleden voor hun tent.

Het jaar daarop waren ze er weer. Nee, niet de hele groep, de vrouwen en kinderen ontbraken. Ik vroeg hoe het nou zat aan de jongen, bij aankomst. Hij kwam uit Padua en oorspronkelijk uit Pakistan en hij werkte en bleek op de camping  te wonen voor vier maanden.

Mijn tent stond in de uiterste hoek van de camping achter de grotere tent en de twee eénpersoontentjes van de vier Pakistani, die er nu waren. Twee wat oudere mannen en twee jongere. 25 dagen achter elkaar zag ik hun leven voor mijn ogen zich afspelen.

Ik vierde er vakantie. En zij waren aan het werk. Of op zoek naar werk. Een keer trof ik er een om elf uur 's avonds  bij de bushalte, na mijn dag rondzwerven in Venetië. Hij bleek uit Venetië Mestre te komen, waar hij de hele dag kralen had geregen voor een ketting met een dure steen die hij me liet zien. 'It is difficult....', zei hij vermoeid, 'sometimes there is work, sometimes not'. Een andere keer vertrok ik tegelijk met hen. Ze namen een bus naar Palestrina, of naar Chiogia, met rugzakken vol spullen.

Ik zag ze kleren en doeken en spullen sorteren in hun hemdjes en korte boek , bij de tenten. Maar als ze op pad gingen, dan was het op hun paasbest in Indiase kleding met een hoofddeksel met mooie paljetten. De tent die drie jaar geleden spiksplinternieuw was, zag er nu sleets uit, verkleurd. Naast hen stond een keer een paar dagen een Nederlandse familie met twee kinderen in een nieuwe heel grote tunneltent, waar hun  tent met twee compartimenten aan weerzijden ruim in had gepast.

Wat een contrasten. De ongelijke wereld met arme en rijke mensen vol kansen, voor mijn neus en ik hoorde er definitief bij de rijken. Een van de oudere Pakistani, hij die ik drie jaar geleden voor de Pater Familias van de grootfamilie hield, had rugpijn en kon een paar dagen niet werken. Rugpijn van de vochtigheid. Het had een paar keer geregend. Hij wees misprijzend en hoofdschuddend naar de andere permanente tent, naast me. Van een kunstenaar die elke dag met tekenmap en spullen en een opklapbaar stoeltje vertrok. Die tent was onder aan elkaar geplakt met duck-tape. Zo is er altijd baas boven baas.

'Till next year?' vroegen ze bij het afscheid. 'Maybe!' zei ik. 'And you?' Ja, dat was geen vraag. Zij zouden er zeker zijn.