Hoe kon dat nou? Ik vroeg huisgenoot of één van zijn moeders dat als verrassing , of iets dergelijks , die gepland hadden. Dat bleek niet zo te zijn, ze waren wel al opgemerkt en zij dachten dat ik die dus daar had neergezet. Nee, dus. Dit kan alleen maar gebeurt zijn in het eerste jaar van de lockdown en ik de hele lente en zomer zowat buiten in mijn achtertuin, zat en at. Dan heb ik misschien een keer de resten van een oude tomaat, de tuin in geflikkerd. Kan nooit kwaad, misschien dat de vogeltjes ofzo het lusten. Zo denk ik nu in mijn boshuisje; organisch restafval begraaf ik ergens, meteen, ik spaar het niet meer op.
Ik vond dat zó leuk: dat zaden dus twee jaar in de grond verborgen waren, alle kou hebben doorstaan en daar dan ineens krachtige planten uit voort zijn gekomen. Want dat zijn het: ze groeiden als kool, met almaar gele bloemetjes. Ik ontwarde de planten die in elkaar waren gegroeid en ik bond ze op langs bamboestengels en elke keer als ik in mijn stadshuis was, zag ik ze groeien: van kleine knopjes, tot groene tomaatjes, ze werden oranje en nu kwam ik er om mijn koffer voor Venetië te pakken en een heel groot deel was rood en rijp.
Huisgenoot houdt niet van tomaten, dus ze zouden allemaal verrotten, er lagen er al een paar met opengebarsten pitjes op de grond. 's Ochtends vroeg voor het vertrek, heb ik ze allemaal geplukt. En dus meegenomen, dat kon niet anders. Aan een haakje hing nog een oude zelfgemaakte rode stoffen tas, geïnspireerd op de bedeltas die ik boeddhistische monniken in Bangkok zag dragen. Die lopen 's ochtends in de straten en nemen alles mee wat er voor hen langs de straat is klaargezet: ik zag daar ook pannetjes voedsel in verdwijnen.
Tas nooit meer gebruikt, in al geen 22 jaar. Maar het was lange tijd mijn reistas, naast mijn rugzak, er kan veel in, als een soort kangoeroebuidel op de buik. Ik vulde deze verder met voedsel om de busreis van 27 uur door te komen: een liter drinkyoghurt, rijstwafels, eierkoeken… en dus meer dan twee kilo tomaten. Ik at ze de hele reis door, snoeptomaatjes, ik gooide er net een heel aantal in het bamisoepje, en nog heb ik er een heel aantal voor morgenochtend bij het ontbijt.
Ja! Ik ben gearriveerd in Venetië. Ik had een brok in de keel toen ik de stad in de lagune zag verschijnen. Op het warmst van de dag gesjokt met de bagage en de tent opgezet. Ik nam daarna een koude douche en herinnerde me, dat ik drie jaar geleden zo’n douche nam, in hetzelfde douchehokje, om opgefrist met alle bagage huiswaarts te keren. De cirkel is weer rond. Tomaatrood rond, wilde ik eerst typen; rood, de kleur van de bankjes en de Biënnale’s van Venetië, de kleur van de liefde.