Steeds vaker komt die eindbespiegeling van mijnheer Mansjoer me voor de geest. Aan mijnheer Mansjoer heb ik in april 2009, zo lang geleden alweer, al eens een blogje gewijd. Hij is moslim, woonde in mijn buurt, maar is teruggegaan naar Tunesië. Niet dat hij dat zelf wilde: zijn vrouw had heimwee. Een keer kwam er een krakerig telefoontje met straatgeluiden op de achtergrond: Hij was het, om te zeggen dat hij eindelijk de post die ik gestuurd had, gekregen had en dat hij hoopte dat we elkaar toch weer eens in Nederland zouden ontmoeten.
Rondom de Kerst, ónze christelijke kerst, kreeg ik een keer een kaart waarop hij schreef dat wij beide wisten dat God en Allah dezelfde is en dat dit ons beide vrede bracht. Ik heb met hem meerdere gesprekken gehad over de verhouding christendom en islam. Hij had een broer in Zwitserland wonen, die zich bekeerd had tot het christendom, en de discussies met hem waren altijd heel emotioneel, zo vertelde hij me.
Mijnheer Mansjoer weet dus wel van wanten. En op het eind zei hij: Het lijkt er op, alsof het gaat over de islam tegen het christendom, maar eigenlijk gaat het over de ongelijke verdeling van goederen over de hele wereld. Als God rechtvaardig is, dan wil hij toch dat iedereen op de wereld gelijke kansen heeft? Zolang het zo is dat het rijke Westen, dat christelijk is, de welvaart niet eerlijk wil delen, zo lang zal er onrust zijn vanuit andere delen van de wereld, die vooral islamitisch zijn.
Vanuit dit perspectief kun je je inderdaad afvragen, aan wiens zijde God staat... Zorgt God nu eenmaal beter voor al die mensen die zich in welvaart kunnen wentelen? Of is het dan niet eerder zo, dat God meestrijdt met al die mensen die zoeken naar betere leefomstandigheden? ... Pijnlijke vragen... Ik zie dan de twee Afrikaanse jongens voor me op de camping in Venetië, die een heel klein tentje met elkaar deelden, met kleren en beeldjes en trommels leurden, 's avonds heel laat pas konden gaan koken en die op hun gebedsmatjes, dagelijks trouw zich naar Mekka wendden.
Er komen binnenkort posters op de NS Stations van de Remonstrantse kerk met daarop vrolijke gezichten van mensen en in grote witte letters: Mjjn God laat me zelf denken. Mijn God is een superoptimist. Mijn God trouwt ook homo's. Mijn God kijkt niet op ons neer.
Het zijn, vind ik, wél explosieve teksten, omdat God helemaal in bezit wordt genomen door het woord 'mijn'. De NS had ze aanvankelijk geweigerd. Maar door een actie op de sociale media heeft de NS zijn standpunt weer razendsnel herzien: als posters van de Bond tegen het Vloeken, en tegen abortus wél kunnen, dan dit ook, zo is de redenering.
Nu zouden moslims eigenlijk moeten komen met dezelfde soort posters: Mijn God wil dat de welvaart eerlijk verdeeld wordt. Mijn God wil dat iedereen op de wereld gelijke kansen heeft. Mijn God staat niet toe, dat er zoveel armoede is.