Ik bekeek de film Fitzcarraldo uit 1982 met het commentaar van Werner Herzog daarbij, meer dan 20 jaar later. Hij heeft een meeslepende, een beetje hallucinerende stem die in mij blijft klinken. De film gaat over een totaal gekke onderneming: het plan om een operahuis te bouwen midden in de jungle. Om aan het geld te komen, moet er een stoomboot over een berg gesleept worden.
Het filmen zelf was totale waanzin, zegt Herzog herhaaldelijk: Om de acteur Klaus Kinsky in het gareel te houden in die rimboe, die woede-en waanzin uitbarstingen had,om de oorspronkelijke indiaanse bewoners tot hun recht te laten komen en de mensenmassa te managen, om werkelijk een boot, in het echt twee stoomboten, die berg over te slepen. Om net niet failliet te gaan aan de hele onderneming.
Herzog noemt het een paar keer, een bijna religieuze ervaring: dat hij stand gehouden heeft, dat hij het uiterste van zichzelf heeft gevraagd, dat hij niet anders kon dan werkelijk die jungle in te gaan en veel scenes over te laten aan het toeval en aan wat er ter plekke gebeurde. Dan wordt mijn interesse geprikkeld: waarom noemt hij het een religieuze ervaring, terwijl hij zichzelf ook een atheist noemt? Ik wil wel meer werk van hem zien.
Ik vond van hem een dun boekje: Over een voettocht door de kou. De oorspronkelijk Duitse titel is beeldender: Vom Gehen im Eis. Daar zit impliciet dezelfde soort drive vervat als in die film : je kunt je nauwelijk in het ijs voorbewegen. Herzog heeft kennelijk een fascinatie voor 'tot het uiterste willen gaan', zoals ook gebeurd in zijn documentaire Grizly Man, waar de kijker getuige wordt dat de hoofdpersoon werkelijk door een grizlybeer wordt verslonden.
Dit boekje bevat de dagboekaantekeningen van een voettocht die Herzog heeft ondernomen van München naar Parijs, van 24 November tot 14 December in 1974. Hij gaat impulsief op weg met een kompas en een schoudertasje met het hoogstnoodzakelijke, hij slaapt grotendeels in oude schuren, hooibergen, hij breekt in weekendhuisjes in. Hij gaat eindeloos door een grijs, koud regenlandschap; desolaat en eenzaam. Opnieuw dat hallucinerende: Herzog loopt en loopt en flarden fantasie en associaties begeleiden hem op weg naar een ten dode opgeschreven vriendin. De tocht is een bezwering om die dood te keren: door dit te volbrengen, zal ze verder leven, denkt hij, hoopt hij.
Dit doet denken aan het boek De onwaarschijnlijke reis van Harold Fry van Rachel Joyce. Zou het kunnen dat zij dit boekje van Herzog níet kent? Ook daar een pelgrimstocht van 800 kilometer, maar de sfeer is daar feel-good en ook niet echt gebeurd, alhoewel Joyce het wel geschreven heeft toen haar vader kanker had en ook zij hoopte met schrijven en lopen haar vader bij zich te kunnen houden. Bij Werner Herzog is het eerder een reis naar de onderwereld; langs de randen van waan, wanhoop en depressie. En dat allemaal in 110 pagina's.
En dan:op de laatste pagina vertelt hij dat hij aankomt bij zijn vriendin in Parijs, Lotte Eisner, die van anderen moet hebben gehoord van zijn onderneming, hij wilde het niet zeggen. Hij voelt zich verlegen en er komen woorden in zijn hoofd in deze merkwaardige situatie en hij spreekt ze uit tegen haar.Het ontroerde me, toen ik het las. Iets in hun ontmoeting raakt aan het raadsel van het bestaan en het geheim dat elk mens is:
Samen, zei ik, zullen we vuur koken en vissen tegenhouden. Toen keek ze me aan en glimlachte heel aardig en omdat ze wist dat ik iemand was die te voet ging en derhalve onbeschermd, begreep ze me. Een aardig, kort ogenblik lang ging er iets milds door mijn dodelijk vermoeide lichaam heen. Ik zei, doet u het raam open, sinds een paar dagen kan ik vliegen.