Gisteren ging het huisbezoek omtrent de klimop en de bruidssluier op mijn huis, dus voor mij over de mussenkolonie, niet door, wegens ziekzijn van de technische beheerder. Ik heb het onderzoeksrapport al gezien en daarin blijkt dat de klimop in het geheel geen schade aanbrengt aan het huis, en alles verwijderen wel schade zou brengen. Verder is mijn huis geheel droog: er zit geen vocht in de muren.
Aan het gesprek is nu de wijkbeheerder toegevoegd. Want nu gaat het erover dat de besjes van de klimop schadelijk kunnen zijn voor kinderen, er in de brandgang wel erg veel overhangend groen is, en er blijft het advies dat flink terugsnoeien nog steeds nodig is. Voor mij voelt het aan als onderhandelingsruimte. Want het rapport meldt ook uitgebreid over de Flora-en-Fauna-wet en heeft fotootjes toegevoegd van de merel, de heggenmus, de aureliavlinder die erin kan overwinteren, een wandelende takken-soort...
Dus de cliffhanger blijft. Maar nu had ik, onverwacht, een hele dag alleen maar vrij en het was een zonnige en heldere dag en die strekte zich uit en ik dacht: ik ga naar het klooster! Ik betrapte me op deze gedachte. Maar ik ging niet naar het klooster, ik ging wandelen: mijn favoriete wandeling van treinstation Dieren naar Rheden.
Het is de gedachte die aan Franciscus van Assisi wordt toegeschreven: Heel de wereld is mijn klooster. Na alles wat ik op kloosterlijk gebied heb meegemaakt, rest me alleen dit maar. Ik liep in mijn klooster: de hoge beukenbomen als de gangen in een kathedraal. Het licht dat tussen de stammen gefilterd de berijpte grond een mildheid gaven, druppels water fonkelden geel van de witte takjes vol rijp. En er lagen takken, diep in het bos, met spierwitte dikke laagjes sneeuw daarop.
Ik reconstrueerde hoe dit zo kon zijn. Heeft het regenwater een eigen soort van weggetje gevonden, langs takken en blad, sijpelde het zo op die ene tak tussen het bruine blad, hoopte het zich zo op en , vrieste het langzaam op, zoals bij druipsteengrotten? Er lag ook een omgevallen boom: de ene helft overlangs met een witte sneeuwlaag en de andere helft, waarop de zon al had geschenen was het 'gewoon' van hout.
Alsof een schilder heel secuur bezig was geweest. Daar heb je het weer: een menselijk beeld voor een natuurverschijnsel. Wij mensen zijn natuurverschijnselen. In ons en rondom heen blijft het groeien, veranderen, gisten. Waarheen, uiteindelijk? Wij weten het niet. Maar er is, in datzelfde taalgebruik, altijd iemand met ons bezig. Iemand waakt, iemand verlicht onze lasten, iemand draagt ons door de tijden heen.
Aan het gesprek is nu de wijkbeheerder toegevoegd. Want nu gaat het erover dat de besjes van de klimop schadelijk kunnen zijn voor kinderen, er in de brandgang wel erg veel overhangend groen is, en er blijft het advies dat flink terugsnoeien nog steeds nodig is. Voor mij voelt het aan als onderhandelingsruimte. Want het rapport meldt ook uitgebreid over de Flora-en-Fauna-wet en heeft fotootjes toegevoegd van de merel, de heggenmus, de aureliavlinder die erin kan overwinteren, een wandelende takken-soort...
Dus de cliffhanger blijft. Maar nu had ik, onverwacht, een hele dag alleen maar vrij en het was een zonnige en heldere dag en die strekte zich uit en ik dacht: ik ga naar het klooster! Ik betrapte me op deze gedachte. Maar ik ging niet naar het klooster, ik ging wandelen: mijn favoriete wandeling van treinstation Dieren naar Rheden.
Het is de gedachte die aan Franciscus van Assisi wordt toegeschreven: Heel de wereld is mijn klooster. Na alles wat ik op kloosterlijk gebied heb meegemaakt, rest me alleen dit maar. Ik liep in mijn klooster: de hoge beukenbomen als de gangen in een kathedraal. Het licht dat tussen de stammen gefilterd de berijpte grond een mildheid gaven, druppels water fonkelden geel van de witte takjes vol rijp. En er lagen takken, diep in het bos, met spierwitte dikke laagjes sneeuw daarop.
Ik reconstrueerde hoe dit zo kon zijn. Heeft het regenwater een eigen soort van weggetje gevonden, langs takken en blad, sijpelde het zo op die ene tak tussen het bruine blad, hoopte het zich zo op en , vrieste het langzaam op, zoals bij druipsteengrotten? Er lag ook een omgevallen boom: de ene helft overlangs met een witte sneeuwlaag en de andere helft, waarop de zon al had geschenen was het 'gewoon' van hout.
Alsof een schilder heel secuur bezig was geweest. Daar heb je het weer: een menselijk beeld voor een natuurverschijnsel. Wij mensen zijn natuurverschijnselen. In ons en rondom heen blijft het groeien, veranderen, gisten. Waarheen, uiteindelijk? Wij weten het niet. Maar er is, in datzelfde taalgebruik, altijd iemand met ons bezig. Iemand waakt, iemand verlicht onze lasten, iemand draagt ons door de tijden heen.