‘O, daar weet ik het antwoord wel op’, brak ze in, ‘die nemen het straks allemaal van ons over’, en ze begon erbij te vertellen, dat ze dat onlangs nog had meegemaakt. Zij zat in Zuid-Amerika voor vier maanden en toen kon ze plotseling geen geld meer opnemen, wat ze ook probeerde, met wie ze er ook over chatte: ze was gevangen geweest in het systeem, niemand kon haar helpen. Had ze zoveel geld op de bank, kon ze er niet bij! En toen was er zomaar een aardige Zuid-Amerikaanse geweest, die haar cash 200 dollar gaf. Ik zei dat ik haar ervaring wel enigszins herkende, dat we slaaf kunnen lijken van computers en het systeem, maar dat het aan de mens lag of en hoe wij dit konden veranderen. ‘Geloof jij dat écht nog?’ zei ze met misprijzen.
Nee, het ging allemaal de verkeerde kant op, dat is allang zo, en Europa is de bron van al het kwaad. Kijk maar hoe ze andere volken hebben gekoloniseerd en hebben bedorven. Gelukkig waren de mensen in Zuid-Amerika nog anders, ze kon zich niet voorstellen dat iemand, een wildvreemde, hier zomaar geld aan een ander gaf. Ik vertelde haar onlangs zomaar 2 euro te hebben gekregen van een wildvreemde, waarschijnlijk ook nog een asielzoeker uit een AZC, en dat hij gewoon daarna door ging met het gesprek waarin hij zat, hij schonk er geen enkele aandacht aan, in die bus, waar ik anders niet in had gekund, bij gebrek aan contant geld. Ze was even stil.
Ik kan er niks aan doen, maar ik kan er nooit tegen als mensen een doemscenario over de wereld over je heen gooien, alhoewel ik het vaak met 90% van hun ervaringen en waarnemingen eens ben. Nou ja: 90%?… Met veel aplomb menen ze dat ‘er toch niks aan te doen is’, dat ‘de wereld naar de knoppen gaat’, dat je daarom maar ‘in je eigen kleine kring er het beste van moet maken’. Misschien is het dit ijzeren stappenplan in hun brein waartegen ik in opstand kom, ook omdat je, doordat ze met je praten, je als het ware in die kleine kring gezogen wordt en de uitnodiging is, om maar te stoppen met denken en tegenwerpingen, omdat je daarmee de sfeer verpest, van die kleine kring. Dat deed ik bij haar, door te zeggen dat ik dáár niet zo in geloofde: dat de mensen buiten Europa van een betere soort zouden zijn, nog ‘menselijk’ enzo… Ze ging zwemmen. We waren tenslotte van de zon en een zwembad aan het genieten, nietwaar? (Hoe decadent is dat, met het oog op de ganse toestand van de wereld…)
Ik geloof dat de crux zit, dat ik alert word, als ik bij een ander helemaal geen humor, ironie of zelfrelativering bespeur. Ik zei tegen haar: ‘Dus voortaan bewaar je alles in een oude sok?’ (Ik dacht: even een grapje ertussendoor.) Waarop ze zei: 'Ik ben een wereldreiziger! Ik weet héél goed hoeveel contant geld ik meeneem, maar je neemt toch geen 20.000 euro zó mee? Het was toevallig toen net op!' O, 20.000 euro voor vier maanden, ieder een eigen budget, wie had ik voor mij?… Ja, ze had dus ook een huisje hier ergens op het terrein, ik herinnerde mij haar van vorig jaar, geloof ik, bij het zwembad, dus tegelijk deelde ik met haar zéér eenzelfde soort ervaring. En dan noemde ze zich ook nog ‘wereldreiziger’, zo ben ik ook weleens door iemand genoemd.
Het woord kreeg iets potsierlijk uit haar mond. Waarom? Omdat de reis in haar brein maar vier wanden kende:
1) ‘ik’ tegenover ‘zij.’/
2) ‘ik weet het beter dan jij’/
3) ‘jij bent beter af, als je denkt als mij’/
4) ‘volg mij, dan wordt het: ‘wij tegenover zij.’
En dan moet dat vervolgens voor haar worden: ‘Wij weten het beter dan zij, dan is iedereen beter af als ze denken als wij, volg ons dan worden we een heel groot wij, dan is de wereld beter af.’
Ik wil geen wij. Ik wil geen eenheidsworst. Ik wil eindeloze diversiteit: relativering: relaties leggen. En als het aan ons ligt en wij dat willen, dan kan A.I. ons daarbij helpen, zo betoogt ook Jeanette Winterson. Ook al zit je dan de hele dag grotendeels op je eigen kamertje, desondanks kun je dat dan toch zijn: een wereldreiziger.