zondag 28 februari 2021

Time in a bottle

Ik luisterde in de zon op de bank live naar het Zondagochtendconcert vanuit Amsterdam. Het 1e celloconcert opus 33 van Camille Saint-Saëns. Hoe prachtig de cello zowel zingt als klaagt... Het was ook een heerlijke lenteweek. Overdag las ik buiten De weg naar Little Dribbling van Bill Bryson; een reis door Groot Brittannië. Ik heb nog nooit zo langzaam een boek gelezen: enkele hoofdstukken op een dag. Ik geloof dat het een bedding gaf voor verdriet: Bill Bryson houdt van Engeland en beschrijft het als een aaneenschakeling van oude tuinen, parken, natuurgebieden, afgewisseld met oude, oude artefacten, landhuizen vol traditie, gezellige pubs, raadselachtige fenomenen. 

Dat verschijnselen van eeuwen en eeuwen geleden nog springlevend zijn, dat je het kan bezoeken, dat er zoveel heerlijke wandelingen te maken zijn. Ondertussen was er het liedje Time in a bottle van Jim Croce. Een liefdesliedje met dat ene beeld: dat je de tijd in een fles kunt bewaren... Je eigen brein is een gigantische fles, waar je zoveel herinneringen en dus tijd in bewaart. Je hebt eigenlijk zoveel levens geleefd met anderen... Ik heb drie keer in Engeland gereisd: één keer met vriendin W. die voor het eerst het buitenland bezocht en die ik aanmoedigde om haar Engels te oefenen in winkels en tea-rooms: 14 jaar later zou ze naar Nieuw Zeeland emigreren, één keer met ex H. rondom Oxford en Wales en voor het eerst alleen op reis: ik ging o.a. naar Lyme Regis om, zoals The French Luitenants Woman over the Cobb over de zee te kijken, ik had een meer dan levensgrote filmposter van haar aan de muur hangen in het huis waar V. nu buurvrouw van is. O, wat zou ik graag nog eens naar Groot-Brittannië willen. 

 

Het leven gaat door: ik wandelde over de heide en praatte met V., de dochter van Broer, ze liet mij foto’s zien van haar nieuwe huis en de drie nieuwe katten die nu langzaam aan het wennen waren in de omgeving. Maar de buurt heeft veel poezen, zei ze, dus dat zit wel goed. En daar weet ik alles van, want ik heb dus in het huis naast haar gewoond en mijn poes Issa werd daar zwanger van twee katten. De ene, een grote zwarte, die mocht het nest bezoeken onder mijn iets verhoogde bed. Zij had het daar zelf gedurende een nacht naartoe verhuisd, vanuit de grote kartonnen doos ergens achteraf in een hoek. De andere kater, een bruin gestreepte, daar was zij bang voor, zij begon te krijsen toen die in de tuin verscheen en ik vrees dat ik haar jammerlijke kreten ook tijdens de bevruchting heb gehoord. 

Mijn bostuintje is de doorgaande route van een steenmarter, vertelde E., de technische beheerder mij, hij had een recht spoor van strepen in de witte dikke laag sneeuw gezien, misschien zou hij een nachtcameraatje plaatsen in het lage vogelhuisje bij de buren en ik mailde naar S. of dit wellicht het dier was van  de sneeuwsporen die zij op de foto had gezet. Een boswachter bij wie zij navraag had gedaan, had jammer genoeg nog niet terug gemaild, want het blijft gissen als je niet veel weet.

Het was deze week ook weer volle maan en opnieuw zat ik in het donker in mijn boshuisje, gewoon maar te kijken. Ineens realiseerde ik mij, dat ik dit in mijn tienerkamer al deed en dan op de plastic grammofoonplatenspeler met dikke grote batterijen de Monschein-sonate van Beethoven opzette, die ik in de platenkoffer van mijn ouders had gevonden. Die kamer keek weer uit op mijn latere achtertuin en de tuin van V. en in de gang daartussen speelden mijn broertjes en ik met de kinderen uit het huis waar V. nu woont, grenswachtertje. M. de oudste is nu een vriendin van S. en in mijn fotoalbum vond ik nog een foto waar we beide in rokjes opstaan, ik lachend en leunend tegen haar aan. En zo mengen vroeger en nu, oud en nieuw zich... Er zullen altijd tuinen en landschappen en bossen blijven om in te wandelen, aparte interessante dingen om te bezoeken, huisdieren om voor te zorgen, huizen om in te wonen en al levend tijd te bewaren.

PS: Ik dacht al zoiets: op 11 maart 2013 is het  liedje Time in a bottle ook al in een blogje terechtgekomen. 

vrijdag 26 februari 2021

Over het mennen van de ziel

Ik las een dialoog van Plato: Phaedrus, over de schoonheid, is de ondertiteling. Phaedrus, 35 jaar, gaat een gesprek aan met Socrates en het begin is aanstekelijk: ze gaan samen wandelen: 'Ik maak mijn wandelingen buiten de wal langs de buitenwegen, dat is meer ontspannend dan onder overdekte hallen te lopen. Vooruit dan, op stap!’

Toen was het nog buiten kijf dat er een ziel zit in elk mens en dat deze onsterfelijk is. Elke ziel komt voort uit het Zijnde, want anders kan deze niet opnieuw geboren worden en de ene mens herinnert zich dat en een ander helemaal niet. De ziel wordt vergeleken met een menner die twee paarden in toom moet houden, als twee gevederde vleugels: een woeste, teugelloze, waar ook chaos en verdriet is (ik zeg het nu met mijn woorden) en een goede, waar de liefde en de schoonheid woont. Er is dus een bekwame menner nodig en die kan weer voortgedreven worden door de juiste woorden: redevoeringen die het niet van de rede, het verstand alleen moeten hebben: je moet je ook kunnen overgeven aan een waanzin, die goddelijk is...

Die weerbarstigheid van je ziel, je hart of je gevoel vind ik wel erg herkenbaar. Er gaat gedurende een dag van alles door je heen, het is als het mennen van paarden en dan zie ik het gezicht van de Wagenmenner voor mij, die in Delphi staat: aandachtig, vurig en  vol vitaliteit: iets in je houdt jezelf bij de les en in een spoor. Het gesprek gaat ook over slechte en goede redevoeringen, die de ziel al dan niet op een dwaalspoor kunnen brengen. Beide maken gebruik van het verlangen van de ziel naar het goede, maar dat is niet genoeg... Ik denk aan de complottheorieën van QAnon: omdat kindermisbruik voor de meesten iets uitgesproken slechts is, kan het de aanjager worden om de overheid, die niet uit zichzelf vertrouwenwekkend is, te demoniseren. En wat heeft Barack Obama in zijn wijze van spreken waardoor hij in relatief korte tijd, president van Amerika is geworden?

Woorden doen ertoe en kunnen machtig zijn, maar ik ben er toch meer voor om de ziel te mennen door bewust op zoek te gaan naar schoonheid en troost en zo dat paard voeding te geven en krachtig te maken, zodat deze het razen en rauw verdriet kan overnemen en de ziel naar een rustplaats kan brengen, zoals Socrates aan Phaedrus een compliment maakt, waar zij wandelend terecht komen: ‘Een heerlijke rustplaats! Want die plataan is zeer wijdgetakt en hoog. En hoe prachtig ook die slanke en schaduwrijke agnus castus! Zoals hij daar in volle bloei staat, zal hij de plek wel uitermate welriekend maken. Ook de bron aan de voet van de plataan vloeit allerliefelijkst met haar heerlijk-fris water: dat voel ik aan mijn voeten.’

Vanochtend vroeg nog in bed temde ik het paard van de woestheid door te kijken naar Lady swings the blues, gedanst door Dormeshia in het kader van Honoring Black History Month. De uitvoering is van oktober 2020. Een ritme in de ziel die doorgaat, in de beweging van het leven, op zoek naar kracht en schoonheid.

woensdag 24 februari 2021

Pelgrim zijn: Seasons van Magna Carta

Wat is het toch raar, dat het na het heengaan van Broer zo snel uitbundig lente is geworden. Terwijl ik in heel januari, zelfs met uiterste krachtsinspanning, mij geen lente kon voorstellen. Ik kwam aan in mijn boshuisje en zag tot mijn verrassing de bosviooltjes bloeien. Zij zijn begraven geweest onder een dik pak sneeuw, maar hebben het overleefd. En vanochtend zag ik in de ochtendzon het eerste kleine narcisje in de pot op tafel binnen, open.

Spontaan tuimelden klanken van Magna Carla binnen, zij hebben een liedje waar de lente in aanwezig is. Op YouTube vind ik de cyclus: Seasons. Ik luister er voor het eerst weer naar, sinds tientallen jaren, buiten in de zon met koffie, tenmidden van veel verschillend gefluit van vogeltjes in de bomen die hun eigen ochtendconcert houden. 

Er is een maand geweest waar ik deze cyclus elke avond hoorde. Mijn gedachten dwalen daarheen. Herman zette dit op, in het kindertehuis waar ik werkte en waar ik onverwachts de vervangende moeder was van acht kinderen. Er was crisis in het huis, mijn inwerkperiode verdampte want degene die mij wegwijs zou maken, was plotseling vertrokken. Herman waarschuwde mij voor de directeur die er dus de gewoonte van maakte om jonge vrouwelijke medewerkers te belagen, terwijl hij en zijn vrouw bijna dagelijks ook in de huiskamer kwamen: zij fungeerden als een soort van grootouders voor de kinderen en het kantoor van de organisatie zat in het belendend perceel. Zijn vrouw wist natuurlijk van niks, niemand wist verder wat, Herman stond er alleen voor.

Hij wist niet wat te doen, waar was hij in terecht gekomen? Vredelievend als hij was deed hij dit als vervangende dienstplicht. Als hij dit aanhangig ging maken, bij wie wist hij niet eens, dan zou dat ook betekenen dat hij, de enige vaste factor van de kinderen, sinds anderhalf jaar, hij ook zou moeten vertrekken. Hij kon het toch niet opnemen tegen dit directeursechtpaar?

Als troost en als hartenversterking zette hij elke avond als eerste, wanneer alle kinderen net in bed lagen, Seasons van Magna Carta op. Nu pas hoor ik beter het verhaal dat verteld word: het gaat over een pelgrim die vanaf de herfst de hele cyclus van de seizoenen beleeft, tot het een jaar later weer winter wordt. Dit is wat je te doen staat, elke keer weer: alles doorleven, van oogst, naar stilte, naar ontluiking en groei, naar zonnige zomerwarmte, naar weer een afscheid... En het is raar: maar het doorleven zelf, dat vitaliseert. 

Dat deed Herman dus, elke avond opnieuw. Zichzelf als een pelgrim zien; zo de dag eindigen, op weg naar weer een nieuwe dag, vol onbekende gevaren maar ook met de geneugten van het koesteren van de kinderen. Het was toen een strenge winter. De sneeuw lag over het land in Winterswijk, een naam die geheel samenviel met mijn eerste avontuur, weg uit het ouderlijk huis. Ja, ik werd daar ook een pelgrim, al noemde ik mij niet zo en is het woord, deze verhaalfiguur, mij indertijd ontgaan, ik luisterde naar de seizoenen. Pelgrim-zijn:  soms is de behoefte daartoe groter dan in andere tijden... Dat geldt ook voor deze tijd. 

maandag 22 februari 2021

Appalachian Spring, Simple Gifts

Saharastof over het Europese continent: de luchten waren lichtoranje-grijzig, de zon werd een veel te grote volle maan aan de hemel, een vreemde planeet eigenlijk, die plotseling verschenen was. Buiten zitten en lezen was goed te doen, maar er was geen koestering van warme zonnestralen. Op de heide hing een buitenaards-achtige sfeer met vertrouwd en ook onbekend licht.

Ik bekeek en luisterde Appalachian Spring gecomponeerd door de Amerikaan Aaron Copland en uitgevoerd door Perspectives Ensemble: Levensdrang en Pijn en Lyriek inéén. Ik kwam erop omdat ik twee screenshots tegenkwam die ik op 20 januari heb gemaakt. Ik weet het nog wel: ik hoorde het op de radio in een andere uitvoering en dacht: dit wil ik bewaren, er komt een tijd dat dit mij zal troosten, het gaat over de lente die hoogstwaarschijnlijk wel mijn deel zal worden.

Het is heel mooi, deze muzikanten in een kring. Elk instrument, een eigen stem, komt tot haar recht, er ontstaat een intieme binnenruimte met de akoestiek van de kerk, waarvan je alleen kan hopen dat dit na de Coronatijd weer zo in het echt te beleven is. 

Ik had nog een screenshot gemaakt dat erbij hoorde: de compositie heeft als uitgangspunt een shakers hymne: Simple Gifts. Zou daar ook een uitvoering van zijn? Ja, ik vind deze met de cello van YoYo Ma en de zang van Allison Krauss:‘Tis a gift to be simple / ‘tis a gift to be free / Tis the gift to come down / where we ought to be... Het is een gave en een opgave, tegelijkertijd.

zondag 21 februari 2021

Boleh

De afgelopen maanden kon ik mij werkelijk geen lente voorstellen... ik zat opgesloten in een tijdcapsule waarvan ik wel wist dat het niet de mijne was... Dus, om greep te krijgen op mijn toekomst, bestelde  ik een nieuwe diep en plat bord waarvan de levertijd zes weken was en een gebloemde sweater vol lentebloemen en een grijs bloesje met vlinders erop van polyester bij een of ander buitenlands internetbedrijf, waarvan nadat ik de bestelling had geplaatst er een bericht kwam dat de levertijd een half  jaar kon zijn. Dat was wel een beetje teveel van mijn bedoeling, dan zou het een keertje aankomen in de zomer, wanneer de lente allang weer voorbij is. Dat krijg je van  zo’n impulsaankoop. 

Maar gisteren, op de allereerste lente-achtige dag vol lentezon arriveerde ik weer in mijn boshuisje en beide bestellingen waren binnengekomen. Dus vandaag, op de warmste lentedag ooit gemeten op 21 februari, zat ik met de nieuwe pullover buiten en at vanaf het nieuwe platte bord. Ja, de lente is gekomen voor mij en het voelde aan alsof ik een nieuwe fase van mijn leven inging en dat ik die nu, vooruitziend, aan het markeren was.

Ik was vanochtend verdrietig wakker geworden, zoals alle ochtenden sinds het heengaan van Broer... Je opent je ogen en  je voelt een groot verdriet en eerst denk je nog: wat is er aan de hand? En dan vervolgens: O, ja.... En dan is het dus de bedoeling om je zinnen toch te verzetten, want het cliché is waar: Het leven gaat door. Bovendien leek het erop dat Broer deze opdracht zelf in de lucht liet hangen, precies zoals de lente in de lucht aanwezig is. 

Dus ik vulde in bed voor het eerst van mijn leven het Kieskompas in. Meteen iets aanklikken, zonder enige gedachte erbij. Het bleek dat Denk de partij is, die het dichtst  bij mij ligt. Nou ja zeg, daar zou ik nooit op stemmen, die partij associeer ik alleen maar met ruziemakende heren... Het wordt waarschijnlijk gewoon waar ik altijd op stem, helemaal links van het spectrum, al is het maar om tegenwicht te bieden tegenover Rutte die in een paginagrote brief in de krant meldt dat hij popelt om weer echt met ondernemers te kunnen gaan praten, (nee, andere mensen noemt hij niet, daar heeft hij kennelijk geen behoefte aan;  niet uit de zorg, het onderwijs, de kunst en cultuur enzovoort),  zichzelf profilerend als die verstandige, standvastige leider in Coronatijd, die ons er veilig doorheen loodst en tegelijk ook niet bang is om een foutje toe te geven. Wat is dat toch in mensen; dat verlangen naar veiligheid waardoor de leiders in crisistijden heel populair worden en vele potjes kunnen breken?

Ik wandelde in het ochtendbos vol fluitende vogels en het leek alsof Broer goedkeurend glimlachte. Later op de dag hoorde ik: 'Boleh’ het Indonesische woord voor: Oké, het is goed zo, ik vind dit wel leuk. Wanneer was dat nou? Toen ik zijn ingelijste rouwkaart van de boom die hij zelf heeft gefotografeerd voor de tweede keer  vanochtend ophing? Gisterenavond  was het de eerste echte handeling in het boshuisje; ik hing het op met de woorden: 'Zo, daar ben je dan’, want voor mij is de boom altijd het symbool van Broer geweest. Maar de ochtendzon die erop scheen, liet glashelder zien, dat de kaart schuin in het frame was beland, de boom staat op een lichte glooiing, The Fool on the Hill, en niet aan een kaarsrechte horizon, wat ik  ervan had gemaakt, half in het donker.

Nee, het was toen ik, zittend in de lentezon ineens een liedje begon te neuriën. Dat bleek Stars te zijn van Janis Ian. Stars they come and go, they come fast or slow, they go like the last light of the sun, all in a blaze... Maar dit liedje gaat over echte sterren, mensen die beroemd en bekend worden, waarom komt dit nu in mij op? Is het de associatie met sterren aan de hemel, wier licht je kunt zien, terwijl de ster zelf al gestorven  is? Iets wat mijn verstand te boven gaat en waar ik eigenlijk niks van begrijp, hoe dat kan: Licht dat door het heelal reist ofzo en pas later aankomt dan toen het er was? ... En toen hoorde ik of zei een stem in mij: ‘Boleh.’                                                                                                                              

Oké, dan maar, weet ik veel, je doet het maar met wat er zomaar in je opkomt.

zondag 14 februari 2021

The Fool on the Hill

‘s Ochtends vroeg word ik wakker met een gevoel van grote leegte: Broer is er niet meer, ik zal hem nooit meer zien. De dagen voor de uitvaart waren gekleurd met een mildheid, tegelijkertijd. De mildheid die over mij heen was gedaald op de eeuwige jachtvelden in de Hoge Veluwe en zijn vele gezichten waar hij glimlachte naar mij. Ik woonde in mijn eigen woorden van het blog ‘Tatang is heengegaan', want ik zou ze gaan uitspreken op zijn uitvaart. Schoonzus had mij gebeld, met de vraag of ik misschien iets zou willen zeggen, ik verwees haar naar het blog, maar zou ook iets heel anders kunnen schrijven als het haar niet aansprak, maar het was fijn; zij vond het meteen mooi.

En toen was dat voorbij en de eerste ochtend werd ik ook wakker met een gevoel van het onwezenlijke: nu was er niks meer te doen. Ja, ik kon zijn glimlach koesteren, zoals ik zelf gezegd had. Een glimlach die zo in contrast was met alle heftige gevoelens die ik ervoer in de laatste maanden van zijn leven, waar ik mijzelf regelmatig de opdracht moest geven om mijn spiegelneuronen uit te zetten. Zoveel worsteling, pijn en verdriet en toen de eerste week van januari waar het rustig was en gelukkiger, tot de achtste januari met het bericht dat de kanker door was gaan woekeren en ik zelf heb ervaren wat ‘ontkenning’ is: ik wilde er de eerste uren niet aan en duwde het weg, het was er helemaal niet.

En toen kwamen er na het mooie afscheid van hem, waar Broer in het volle licht kwam te staan, twee uitzonderlijke zonnige dagen in Nederland vol blauwe luchten, sneeuw en ijspret. En ik ging wandelen: kijken naar schaatsende mensen, mijn benen en mijn lijf in beweging. En ik zakte neer aan de kant, op een windstil plekje met een microklimaatje: het gras was groen rondom de boom en voor mij brandde de zon op één plek al een wakje in het ijs. En toen kwam Broer binnen, nu niet met een glimlach, maar met felle heldere ogen en hij zei kort: Het is oké met mij, leef je leven, geniet ervan. Voor het eerst na al die maanden voelde ik blijdschap en kon ik ervaren: er komt een lente aan. Het was onvoorstelbaar voor mij geworden, ik zat in een bubbel van tijd die heel eindig was.

Gisteren maakte ik een rondwandeling, opgeteld was het 18,1 kilometer volgens Google Maps, van huis uit in de ochtend, naar de Waalkade, naar de Belvedère op Kelfkensbos en van daaruit over de Oranjesingel, door de volkswijk en langs het wijkcentrum, door de Goffert met in de verte het rosarium waar Broer gelukkige uren doorbracht met V.,  zijn baby-peuterdochtertje en waar ik ooit met hem, toen het nog een botanische tuin was en wij kinderen waren, zochten naar grote blauwe libellen tussen het riet. Om uiteindelijk bij zijn graf uit te komen. Ik nam er de tijd voor, overal zittend waar er zon was, er was de zondagse rust in de straat die mij vroeger elke week bracht naar mijn oppaskinderen, een gezin met een sleetje dat voorbij kwam bij het bankje in de sneeuw met op het einde van de straat het klooster waar ik zoveel jaren zoveel voetsporen heb gemaakt: daar is de kapel, een plek die me een ander thuis gaf. Ik liep langs het huis van ouders op de Waalkade, nu bewoond, er staat een ouderwetse schemerlamp in de erker, waar eens een groot Afrikaans beeld stond van een gebogen boom, die ook iets heeft van een menselijke gebogen gestalte. Opnieuw was Broer aanwezig, zo raar, hoe kan dat, er zijn geen woorden voor: ‘Vanuit een andere dimensie? ... Alom vertegenwoordigd en alles ziend en omvattend?’... En ik stond bij zijn graf, al in de avondschemering en toen zei een stem in mij, bijna een beetje geamuseerd: ‘Ik ben hier en ik ben hier niet’.

Thuisgekomen zocht ik naar woorden, want ik had ze verder niet, en dacht: Laat ik maar weer eens naar de algoritmes van YouTube gaan, misschien helpen die mij verder. Er verscheen een BBC documentaire met Judi Dench: My Passion for Trees. Je ziet haar luisteren tegen de stam, naar het water dat de boom opzuigt , hoog naar zijn bladerenkruin. Hoe bestaat het: de boom is voor mij altijd al het symbool voor Broer geweest, op zijn rouwkaart staat een heel mooie boom, door hemzelf gefotografeerd en Schoonzus zei dat ze zich realiseerde dat dit inderdaad een rode draad is: hij wordt begraven onder een boom, zijn werk plant een boom naast het gebouw waar hij zoveel uren in doorbracht, en natuurlijk zijn Bosbouwer- zijn, het oorspronkelijke doel van zijn studie, passsend bij zijn verlangen van vroeger om keuterboer te worden, ergens achteraf of anders boswachter in Canada.

Nu viel me op de rouwkaart voor het eerst het heuveltje op, waar de boom opstaat. Het laatste liedje dat klonk op de uitvaart was: The Fool on the Hill van de Beatles. De gek op de heuvel die de zon ziet ondergaan en the eyes in his head see the world spinning round... En misschien is die gek op de heuvel, die nooit een antwoord geeft, Broer kon ook heel zwijgzaam zijn, eigenlijk wijs... Ik doe het maar met mijn gekke invallen van Broer en met een soort van stelligheid naast zijn glimlach: Lééf!

zondag 7 februari 2021

Tatang is heen gegaan

Foto: Timo Kho
Een ochtendwandeling gemaakt van een uur en drie kwartier. Ik wilde graag die ervaring van de maagdelijke sneeuw en dan je voetstappen erin zetten en wegzakken. Dat gebeurde tijdens dezelfde rondgang die ik in die lange lente en zomer vanuit mijn quarantaine in de achtertuin maakte. De herfst heb ik hier niet meer meegemaakt, toen zat ik al in mijn boshuisje. Toen was het een avondwandeling en je in de lange grassen langs de snelweg koesteren in de laatste stralen zonneschijn en net als nu de constatering: er rijden maar enkele auto’s.

Onderwijl dacht ik aan Broer. Gisteren zag ik hem voor het laatst in zijn materiële vorm in zijn kist. Ik twijfelde tot binnenkomst of ik hem wel zo wilde zien. Levenloos. Op de dag van het overlijdensbericht vroeg in de ochtend, maakte ik 's middags een lange wandeling door de eeuwige jachtvelden op de Hoge Veluwe  die ik zo ben gaan noemen omdat er toen al de wetenschap was dat hij zou gaan sterven...Het werd een gebied dat mij troost, vrijheid, rust en ruimte geeft.

Nu liep ik er en riep in de ruimte: Broer, waar ben je, ben je ergens?! En mijn geest stroomde plotseling vol beelden van hem, van zijn vroegste jeugd tot heel recent, en overal glimlachte hij naar mij. Er daalde een mildheid over mij heen... Ik wist niet of ik deze beelden nog wilde laten beïnvloeden door zijn dode gezicht.... Dus ik twijfelde, ging nog niet mee naar binnen, maar na tien minuten sprong ik op: Ja, toch maar wél. En daar lag hij en er was een glimlach op zijn gezicht en dat maakte mij even blij. 

Ik kreeg een tekst toegestuurd van Han Fortman: Sterven is het Heldere Licht vasthouden en erin opgaan. En misschien is dat Licht makkelijker bereikbaar in  de beslissende uren voor de dood dan in de dagelijkse sleur van het leven, als de dood niet in zicht is. Er zijn zoveel dingen licht in het leven: de lente, de mimosa, de merel, Mozart, de liefde, de wijn, het oog van vrienden, de dans. Zijn zij concurrenten van het ‘Heldere en Grote Licht’? In de nog onrijpe ervaring wel. Het Grote Licht moet nog worden ontdekt. De ziel moet zich herinneren, dat de kleine lichten hun oorsprong danken aan het Grote Licht. 

Het eerste beeld dat ik van Broer heb, was dat hij nog niet op de aarde was, een bobbel in de dikke buik van Moeder. Ik noemde hem de eerste jaren van zijn leven ‘Tatang’. Dat is Indonesisch voor ‘hij die komende is’. Moeder mijmerde, toen  zelf in het hospice,  hardop dat zij nooit begrepen had waarom ik hem zo noemde. Maar ik wist het meteen. Zij wees naar haar dikke buik en zei: 'Tatang; in verwachting, er komt er eentje aan.'

Nu heeft Broer de aarde verlaten en is hij heengegaan. Zijn zoon noemt hem, begeleid met geweldige stralende foto’s op Instagram, de beste vader die hij zich had kunnen wensen. Broer kon stralen met grote ogen vol passie, hij kon geheel opgaan in  zijn activiteiten en in waar hij warm voor liep en wat hij meende dat goed was en wat niet. Hij wilde per se geen geld ontvangen dat gereserveerd was, voor het vele, vele werk dat hij moest verzetten als executeur-testamentair van de nalatenschap van mijn ouders. Ik heb hem gezegd dat ik dat nobel vind. Heel diep stroomde een absoluut solidair zijn met familie.

Ik weet hoezeer hij hield  van zijn eigen gezin dat hij gesticht heeft. Het was het allerbelangrijkste en kostbaarste voor hem. Hij heeft intens genoten van alles dat het leven licht maakt.  Hoe dankbaar hij was wat hij met ze heeft meegemaakt en de pijn en het verdriet wat hij niet meer mee kan maken... Toch denk ik dat zijn geest altijd aanwezig zal blijven. Misschien op wijzen waarvan wij niks weten. Misschien is vermoeden genoeg... misschien was er voor hem de ervaring van een Helder Licht en om dat met zekerheid te kunnen zeggen, dat doet er eigenlijk ook niet toe. Maar zó stierf hij: met op zijn gezicht een glimlach. In het verdriet dat hij gegaan is, is er iets dat ik wil blijven koesteren: zijn glimlach. 

vrijdag 5 februari 2021

10.000 reasons...

Raar is dat. Dat dit liedje in mij opkomt, nu ik weer even tussen al mijn spullen zit in mijn nieuwbouwhuis: 10.000 reasons, Bless the Lord, o my soul... van Matt Redman. Ik herinner mij dat er een jaar in Venetië was, dat ik het bijna elke dag beluisterde door mijn oortjes op Sammie, mijn telefoontje, het was er snikheet en in de avond koelde het af en dan zat ik op de steiger bij het water van de lagune, op het Lido, en eindigde hiermee mijn dag, nagenietend  van alles wat ik had gezien. 

Iets in mij gelooft helemaal niet in God en dan zou er dus ook niks zijn om te zegenen en je ziel uit handen te geven, zoals in dit liedje gebeurd. En iets in mij zegt dat dit de enige handeling is om te doen en die je zelf en anderen goed doet, als je een dag eindigt of afscheid neemt. Er is geen enkele rationele reden om dit zo te doen en er zijn 10.000 redenen om het wel zo te doen...

Misschien zijn de woorden: er redenen voor hebben, niet accuraat en omzeilen ze de 10.000 verknopingen, omwikkelingen, woelingen, verlangens; de passie die er in het hart aanwezig is. Zoals je ook geen reden hebt om van iemand te houden, maar er wel 10.000 dingen zijn waarom je wél van iemand houdt... En dan wil alles in je die ander alleen maar zegenen en die uit handen geven aan een groter geheel, hoe je dat ook noemen wil, het kan ook simpel een volgende generatie zijn, omdat iets in je alleen maar dankbaar is.

Voor wat er was aan gedeeld leven, om wat er is aan schoonheid, vitaliteit, wilskracht die van de ene generatie in een ander doorgegeven kan worden. En ja, dat kun je ook zo beleven aan alleen maar de materie die daarvan getuigt en die soms de eeuwen trotseert en aanwezig blijft, zoals Venetië en  zoals al die spullen om mij heen die grotendeels ooit weggegooid zullen worden door andere handen dan de mijne, of meegenomen en nog langer gekoesterd.