Spontaan tuimelden klanken van Magna Carla binnen, zij hebben een liedje waar de lente in aanwezig is. Op YouTube vind ik de cyclus: Seasons. Ik luister er voor het eerst weer naar, sinds tientallen jaren, buiten in de zon met koffie, tenmidden van veel verschillend gefluit van vogeltjes in de bomen die hun eigen ochtendconcert houden.
Er is een maand geweest waar ik deze cyclus elke avond hoorde. Mijn gedachten dwalen daarheen. Herman zette dit op, in het kindertehuis waar ik werkte en waar ik onverwachts de vervangende moeder was van acht kinderen. Er was crisis in het huis, mijn inwerkperiode verdampte want degene die mij wegwijs zou maken, was plotseling vertrokken. Herman waarschuwde mij voor de directeur die er dus de gewoonte van maakte om jonge vrouwelijke medewerkers te belagen, terwijl hij en zijn vrouw bijna dagelijks ook in de huiskamer kwamen: zij fungeerden als een soort van grootouders voor de kinderen en het kantoor van de organisatie zat in het belendend perceel. Zijn vrouw wist natuurlijk van niks, niemand wist verder wat, Herman stond er alleen voor.
Hij wist niet wat te doen, waar was hij in terecht gekomen? Vredelievend als hij was deed hij dit als vervangende dienstplicht. Als hij dit aanhangig ging maken, bij wie wist hij niet eens, dan zou dat ook betekenen dat hij, de enige vaste factor van de kinderen, sinds anderhalf jaar, hij ook zou moeten vertrekken. Hij kon het toch niet opnemen tegen dit directeursechtpaar?
Als troost en als hartenversterking zette hij elke avond als eerste, wanneer alle kinderen net in bed lagen, Seasons van Magna Carta op. Nu pas hoor ik beter het verhaal dat verteld word: het gaat over een pelgrim die vanaf de herfst de hele cyclus van de seizoenen beleeft, tot het een jaar later weer winter wordt. Dit is wat je te doen staat, elke keer weer: alles doorleven, van oogst, naar stilte, naar ontluiking en groei, naar zonnige zomerwarmte, naar weer een afscheid... En het is raar: maar het doorleven zelf, dat vitaliseert.
Dat deed Herman dus, elke avond opnieuw. Zichzelf als een pelgrim zien; zo de dag eindigen, op weg naar weer een nieuwe dag, vol onbekende gevaren maar ook met de geneugten van het koesteren van de kinderen. Het was toen een strenge winter. De sneeuw lag over het land in Winterswijk, een naam die geheel samenviel met mijn eerste avontuur, weg uit het ouderlijk huis. Ja, ik werd daar ook een pelgrim, al noemde ik mij niet zo en is het woord, deze verhaalfiguur, mij indertijd ontgaan, ik luisterde naar de seizoenen. Pelgrim-zijn: soms is de behoefte daartoe groter dan in andere tijden... Dat geldt ook voor deze tijd.