Gisteren was het een zonnige droge dag, dus ik greep mijn kans om naar de dierentuin te fietsen. Ook daar was het leuk herfst, ook voor de nep-dino, die toch die betovering bij mij genereerde toen ik ze voor het eerst zag in Steven Spielbergs Jurrassic Park.
Ik zag onlangs deze oude film van hem op TV. Wat is hij een goede filmmaker, dacht ik. Hoe hij niet bestaande werelden werkelijk heeft laten worden, waar je weer kijkt door de ogen van een kind. Alle elementen van E.T. zijn hier al aanwezig.
In een dierentuin wordt je in feite ook een beetje voor de gek gehouden; alsof je meekijkt in hun natuurlijke habitat, terwijl alles gekunsteld is. En tóch is het leuk om een stokstaartje in de ogen te kunnen kijken, waar niet uitgesloten is dat deze even nieuwsgierig is naar die andere wezens om hem heen, die zij in de natuur zelf nooit zo zou zien.
Ook grappig om iemand in het publiek te horen zeggen: die eet geen humus.
En om te zien dat een panther zich met exact dezelfde gebaren na het eten wast, als een kat bij zijn etensbakje.
Wij weten helemaal niet meer wie wij ‘natuurlijk’ zijn. Londen is letterlijk gebouwd door paardenkracht, in New York zakte je met je voeten in de paardenstront, we eten vegetarische schnitzels en burgers die uit de fabriek komen, want we hebben van dieren een voedseleenheid gemaakt.
Niet in een dierentuin, waar we de illusie krijgen voorgeschoteld dat we iets ‘natuurlijks’ van ze zien.
‘Ze leven in gevangenschap’ is het andere geluid, maar wie en wat dan niet?…
Ik liep voor het eerst sinds Venetië en New York weer in een grotere groep mensen. Het viel mij niet mee. Een eenheidsworst, waar Duits de enige deviante taal was. Allemaal wit, allemaal hetzelfde soort gedrag, motoriek, kleding. Ik kon de vraag niet van mij afschudden, wie er allemaal PVV zouden stemmen. Ik zag één vrouw met een hoofddoekje, één familie waar negroïde bloed doorheen stroomde…
Maar ik werd even meegenomen naar een ander wereld, toen ik in het donker achter mij iemand ‘Arabisch’ hoorde neuriën, er was daar een goede akoestiek. Zo’n mooi lichtwezen vlakbij, die in het Nederlands ook een scheldwoord is: Kwal.