Wat was het een langzame lente. Was...want de lente lijkt nu over haar hoogtepunt heen. Alle roze bloesem is nog dwarrelend, maar het groen van de nieuwe blaadjes schemert er ook al doorheen. Mijn tuin is een geel confettietapijt van de Kerria Japonica en er bloeien gestreepte wit-rode tulpen, die eerst als enorme kelken, zó de grond uit staken. Pas de laatste dagen begint er iets van steeltjes te komen.
Die prachtige, eigenlijk te warme lente die op het juiste moment, weer afkoelde, waardoor alle bloesems net uit de knop als het ware stil stonden, de tijd van groei en verval vertragend. Witte appelbloesem, de paarse seringen, de donkerroze meibomen, de rode hibiscus en de kleine bloemetjes van de sierappeltjes... En zie, de kaarsen van de kastanjebomen pronkten al en in de Achterhoek was het bezaaid met pinksterbloemen en waren de groene weiden bespikkeld met gele paardebloemen. En dan dat intense, intense lichte groen, dat jonge smeuige, sappige blad.
Een langzame, en zware lente... zo heb ik het nog nooit beleefd. Zwaar van bloesemdracht, van kleur en verlangen. Ik had zeeën van tijd op mijn vrije dagen en dwaalde zonder doel door Amsterdam, op zoek naar oude sporen en verlangend om nieuwe sporen te maken. Door Den Bosch, waar ik vroeger regelmatig kwam, maar dan doelbewust naar redactievergaderingen van Francicaans Leven. Nu besloot ik door al die straatjes en steegjes te dwalen, die vroeger lonkten, een rondje rondom de kathedraal, waar je de tijd niet voor had.
Het maakte me mild en zacht: dat dan zo vaak in de nauwe stegen, de torens van de Dom van St Jan te zien waren. Zó waren woonplekken van mensen vroeger: verankerd en gecentreerd rondom de kerk. Altijd in je dagelijkse gang, een vingerwijzing naar de hemel, ofwel naar een andersoortige verblijfplaats dan wij stervelingen bevolken.
Franciscaans leven: en zo is het misschien concreet en op praktisch nivo: rondzwerven zoals Franciscus van Assisi, overal en nergens thuis, 'een goede dag mensen, een goede avond', zoals de Paus die zijn naam heeft gekozen zijn entree in de wereld maakte en daarmee iedereen ontwapende. Hij lijkt daarmee te willen zeggen: ik ben niet meer of minder dan elk van jullie, wie ben ik, dat ik het weet? Wie ben ik dat ik op een voetstuk zou staan?
Zo'n wijze van omgaan, daar kun je naar verlangen. Niet teveel woorden, geen bombarie, niks willen verzekeren, vastzetten. Eerder een stille omhelzing; vertrouwen uitstralen, er willen zijn voor een ander. Simpelweg bestaan vanuit je eigen grond en ontluiken en jouw omgeving zo tot iets feestelijks maken . Zoals deze langzame, warme, zware lente.