Ik zat in het ochtendlicht te kijken en zag dat er een straal zonlicht precies scheen op die ene negerslaaf die met een gebalde vuist richting de kerststal holt. Ach ja, het was de tijd van de verhalen, het afgelopen weekend: dat hele Passieverhaal, door miljoenen op de tv bekeken en door een kleine club van dag tot dag in het klooster beleefd. Mooi, om daar bij te zijn. Die negerslaaf die rent om bevrijd te worden uit de ketenen van onvrijheid, die kracht, die geeft vaak de dynamiek in verhalen.
Tien minuten later had de zon zich verplaatst: nu bescheen zij het mannetje dat staat te vissen bij een waterplas, terwijl er tegenover hem een vrouw met een kruik water aan het halen is. Zo'n andere scene die de tegenkant is van de neger met de gebalde vuist: zo wil je dat het leven zou zijn: kracht, als een water vol vissen, water dat schoon genoeg is om zó te drinken, en voor een ieder die zich met geduld en uithoudingsvermogen spiegelen laat, de mogelijkheid van een rijke vangst.
Een gebalde vuist: voorthollend én stilstaan: water putten en kijken naar alle reflecties in het water: beide, altijd beide krachten die te samen inspiratie geven, levend wekkend zijn, ruimte opent om te ontdekken, te beleven. En ook: alleen zijn, de ruimte verkennend, rennend naar bevrijding én samen zijn rondom een troostrijke bron.
Dit soort van mijmeringen komen dan in andere woorden weer tevoorschijn. Zoals in mijn zegenwens bij Psalm 57, die ik morgen in de kapel, op het einde van de meditatie ga uitspreken:
Sta op en ontwaak
ga zingen en spelen
schilder met het palet van jouw kleuren
een ruimte van liefde en trouw.
Moge Gods levend wekkende kracht
ook jouw kracht zijn
voor jezelf en jouw naasten
in lichte tijden
en in tijden van nood.
Zegen van Gods licht
over jouw denken en dromen,
jouw doen en je laten
Vrede en alle goeds.