Toen ik veertig jaar geleden (40 jaar!) in de beginjaren van mijn theologiestudie zat, was er maar één vraag die in allerlei colleges terugkwam: waar blijven de jongeren, hoe krijgen we weer jongeren terug in de kerk en het geloof? De vraag bevreemdde me ten zeerste. Ik was zelf tenslotte nog jong, waarom zou ik me daar druk om maken?... Bovendien begreep ik heel best waarom de kerk niet aantrekkelijk was, ik had zelf al een poging ondernomen om mij uit de katholieke kerk te laten schrijven.
In de loop der jaren werd alleen maar evidenter, dat kerk en geloof écht geen nieuwe generatie jongeren zou gaan herbergen. Studiegenoten kregen kinderen en als je jouw eigen kinderen met al je theologische kennis niet warm kan krijgen voor dat geloof, dan zou dat genoeg bewijs kunnen zijn dat jouw focus op de wereld zéér relatief is: het is voor jou belangrijk, zodanig dat je er je studie en je beroep van hebt gemaakt, je verdient er je centjes mee, voorziet in jouw levensonderhoud, voor het publiek dat daar behoefte aan heeft: waar er vraag naar is, kun jij in een aanbod voorzien.
Enige dagen geleden hoorde ik mij uit de grond van mijn hart zeggen dat die hele boodschap van het christendom en de drang om ‘het verhaal en de traditie’ verder te brengen en hoe dan? , het aloude evangelie verkondigen, de blijde boodschap, wat Jezus al vroeg aan zijn leerlingen, zo opgetekend door zijn volgers, écht passé is. De zelfingenomenheid van al die verkondigers: van religieuzen en priesters, hoe zij hun eigen zelfbeeld bouwen ten koste en op de rug van de ‘ongelovigen’, de zoekers... báh.
Later op de avond hoorde ik mij in de boekenclub zeggen dat het christendom heel zeker heeft bijgedragen aan het idee dat ‘alle mensen slecht zijn’, tegenover het verhaal van Bregman: De meeste mensen deugen’ dat nu zo’n bestseller is. Jezus was tijdens zijn leven een schoolvoorbeeld van tolerantie en compassie richting verstotelingen, de armen en de melaatsen, letterlijk en figuurlijk, van de samenleving, maar de Christus die van hem gemaakt is na zijn dood... een God die naar de aarde is gekomen om de zonden van de wereld op zich te nemen, door zich te laten kruisigen? Met enige compassie zie ik nu de shock en het trauma dat aan dit verhaal, deze boodschap die het geworden is, ten grondslag ligt...
En gisterenavond zag ik de film Novitiate uit 2017. Ik dacht nog: dat moet je eigenlijk niet doen, het is een zelfbevestiging van je eigen standpunt. En dat was het. Om te huiveren, helaas ook omdat de resten ervan, ik ook heb meegekregen in mijn eigen ‘kloostertijd’ zoals ik mijn meer dan 15 jaar verbonden zijn, dat wil zeggen, leven aan de rafelranden van kloosters nu noem. Al had ik er ook een periode als eerste leek een kamer, ik ben nooit werkelijk opgenomen in dat wat broeders en zusters achter de muren dag en nacht met elkaar verbindt: al die miscommunicatie, de hiërarchie, bang zijn voor elkaar, zoeken naar warmte en ontsnapping, naar zuiverheid en perfectie en naar de liefde van en naar God. Alleen het laatste maakte mij soms tot één van hen...
De film toont hoe het tweede Vaticaanse concilie alles op de grondvesten liet trillen: de kerk moest zijn ramen en deuren opengooien, weg met praktijken als zelfkastijding, de mis in de gewone volkstaal in plaats van het hoge Latijn, je mocht gewone burgerkleding aan. De strenge moeder-overste stort in en komt voor het eerst in een geloofscrisis. In het echt verlieten 90.000 nonnen toen het klooster. Op de achtergrond van veel gruwelijke scenes klinkt wel die vaak hemelse muziek vol schoonheid die ook is voortgebracht te midden van dat ooit vanzelfsprekende christendom... die vruchten worden gelukkig nog geplukt en ervan genoten door de heidenen van nu. En er klonk Spiegel im Spiegel van Arvo Pärt, die je naar de grond en de bodem van je zelf kan brengen en zie: daar is het altijd goed.