Gedenkwaardig: weer voor het eerst buiten in de zon gelezen, het bos zingt van de lente en s’avonds een schitterende sterrenhemel. De avond ervoor voor het eerst de 2,5 km van de bus terug naar boshuisje in het donker. Ik vond het een beetje spannend hoe ik dat zou ervaren, voelt dat dan toch als een beetje eng? Zo was het niet. Het fietspad gaf een soort van licht lint en het is niet aardedonker: de silhouetten van de zwarte bomen blijven zich aftekenen tegen de lucht.
Fijn om dat nu te weten. Tot nu toe was ik voor het echte donker weer thuis, maar nu ga ik daar wat minder rekening mee houden.
Ik had een zaklantaarn mee, maar die heb ik niet gebruikt, zo wennen je ogen aan het donker. Ook geen dierengeluiden om mij heen, daar was ik het meeste op gespitst, want ik verwacht geen enge mannen achter struiken, midden in het bos.
Als ik s’avonds buiten sta hoor ik nog weleens blaffen in de verte, dat schijnen herten te zijn. En het huilen van wolven, neem ik aan, zijn ook weleens een traktatie. Er moeten véél everzwijnen rondscharrelen, dat zie ik aan de vele verse omgewoelde aarde en na sneeuwval blijf ik de sporen van een vos zien, vlak langs mijn huisje. En elke dag blijf ik in conversatie met het Bosmuisje. Ik dacht even dat ik de toegang naar binnen voorgoed gebarricadeerd had door gaas van een oud muskietennet te spannen onder de luchtroosters, maar dat heeft niet gewerkt. Het Bosmuisje zoú natuurlijk gewoon onder mijn huisje kunnen wonen, dan zou het nú eventueel niet het bos meer in kunnen…Het blijft speculatie.
Verder vind ik het verwonderlijk hoe weinig mensen er gebruik maken van hun ‘recreatie-object’, zo heet dat in het vak-jargon, geloof ik. Ik zie hier nauwelijks mensen. Pas geleden klopte een buurvrouw van even verder, op de ruiten, met een halve zak vol warme kibbeling en saus; ze had over. Ik hoefde ineens niet meer warm te koken.