Het is heerlijk om s’ochtends wakker te worden van het licht dat door de halfgeopende gordijnen schijnt. Geen grijze bewolking die de wereld donker houdt, maar licht, licht, licht, waardoor ik meteen uit bed spring. Het bos nog nevelig met een roze ondertoon… en dan komt de zon op, terwijl de vogeltjes onomkeerbaar de lente aankondigen. Dit is de reden waarom ik hier zo graag woon: die stilte, ruimte, die levende natuur om mij heen.
Gisteren kwam ik in een oude herinnering terecht. Vroeger kwam er elk jaar, de bloemen-en plantencatalogus van Bakker, dan kon je dingen bestellen voor in de tuin. Maar dat wist ik toen niet, ik ervaarde alleen die diepe verwondering van bloemen zien, die ik nog nooit in het echt gezien had. Bestaat dat in het echt?, die vormen en kleuren en die eindeloze verscheidenheid? Waarschijnlijk stelde ik die vraag helemaal niet zo, en was het vergelijkbaar met boeken met plaatjes waar elven en kabouters in voorkwamen, rood met witte paddenstoelen als hun huisjes, elvenbankjes om te zitten, eikeldopjes als hoedjes, enzovoort.
Ik weet niet of en hoeveel Moeder bestelde uit die catalogus. Ik herinner mij geen bloeiende rozenstruiken in de tuin, die waren er wel bij Oma, die het voorste deel van haar achtertuin vol grote rozenstruiken kweekte. Die zware en weeïge geur…Moeder heeft in de nieuwe achtertuin wel een soort van paradijsje willen maken. Wij woonden in een nieuwbouwwijk en mijn ouders besloten het huis ernaast ook te kopen. Dus twee achtertuinen, van elkaar gescheiden door een breed stenen pad in de diepte, die naar de kelders leidde, moest één tuin worden. Er kwam een tuinarchitect aan te pas. De hele tuin werd opgehoogd, er kwam een pergola over de breedte van de twee huizen, aan de ene kant kwam een grote vijverbak waar grote goudvissen en goudwindes in zwommen, aan de andere kant in laag water, naast de grote planten- en bloemenbak, die nu een overkapping vormde boven de twee kelders, zwommen kleine waterschildpadjes…er was borrelend water en een watervalletje en een fontein. Onder in de tuin kwamen er schommels, een pad met ongelijke klimpaaltjes, boomstronken als het ware, en er was een ‘hol’; als een soort van iglo, een overdekte zandbak, waar zij zich voorstelde dat haar kinderen daar weg konden dromen. Op het zitterras boven visualiseerde ze een grote bloeiende blauwe regen.
Een paradijsje dus, maar de praktijk was anders. De blauwe regen groeide zó langzaam dat ik die nooit heb zien bloeien, het ‘Hol’ werd een kattenbak voor de poezen uit de buurt, de waterschildpadjes overleefden, misschien de eerste winter al niet…
Waarschijnlijk dacht Moeder aan een tuin in de tropen, of aan de tuin in de bergen, waar haar familie in Surabaya een huis had. Die herinnering kwam terug: dat ik ook met haar in die bloemen- en plantencatalogus bladerde en zij vol heimwee sprak over dat huis in de bergen. Zou deze catalogus ook in de koloniale tijd in Indonesië hebben gecirculeerd, konden mensen dan bollen bestellen die over de zee dan ook bij hen arriveerden? Was Engkong, mijn grootvader, zo bemiddeld dat hij ook bloemen en planten kon bestellen? Wél dus, wat er in Surabaya zelf te koop was.
Zelf haalde ze in het voorjaar ook karrevrachten bloemen en plantjes naar huis. Er waren nog geen tuincentra, zoals nu, waar iedereen nu een uitje van maakt, met drink-en eetgelegenheid en een speeltuintje voor de kinderen. Er was één tuincentrum, waar ook de tuinarchitect woonde, iets buiten de stad.
Mijn voorkeur voor bloemenpatronen moet wel uit deze kindertijd stammen. Ik weet nog dat ik het minder intrigerend vond, toen de getekende catalogus veranderde in een foto-catalogus. Eerder ging ik ook met regelmaat naar tuincentra en in mijn pubertijd dwaalde ik graag in de grote kas van de bloemist bij ons in de buurt. Zoals nu in Burgers Bush: het was er ook in de winter heerlijk warm.
Tegenwoordig doe ik dat niet meer: alles vol vroegbloeiende voorjaarsplanten zetten om de lente dichterbij te halen en in de herfst chrysanten, want nu weet ik hoeveel gif en kaswarmte ervoor nodig is, om dit zo op te kweken, buiten de seizoenen om. Héél milieuonvriendelijk…Je koopt als het ware onnatuurlijke natuurbeleving. Daarom geniet ik nu extra van wat er nú te zien is. De primula’s kocht ik vorig jaar, als kleine groene stekjes. Deze hebben de winter dus overleefd, die anderen die al vol bloemen waren, niet. En de narcisjes hebben zichzelf vermeerderd, uit één bloempotje.