Terug in mijn boshuisje na een drukke, héél drukke doe-week rondom mijn stadshuis. In telegramstijl, voor mijn eigen geheugenarchief: constateren dat er nog steeds een klein aantal mussen in mijn bamboe conclaaf houden en met ‘de regelmatige logé’ in overleg over het reilen en zeilen in tuin en huis. 25-jarig jubileum van de boekenclub swingend gevierd in de Theaterkerk in Bemmel. De kerk omgebouwd tot cultureel hart van het dorp; slechte muziekinstallatie, maar wel gezellig publiek, alle leeftijden, allerlei soorten, maar wel helemaal wit, merkte B. op. Dat werd de volgende dag gecompenseerd in de stad, waar ik keek naar het afdansen van cursisten Salsa, aldaar.
Voor het eerst gewandeld in Amsterdam in alleen maar de regen. Op en af door steegjes, over bruggetjes en langs de kanalen. Wat een wonderstad, toch ook, dacht ik: al die geveltjes, alles aanéén gebouwd in het water in een versimpeld spinnenweb van Herengracht-Prinsengracht-Keizersgracht; het blijft mijn favoriete stad, alleen is New York nu helemaal bovenaan de lijst beland en schuift Venetië nu dus op naar de derde plaats.
Naar de tentoonstelling van Frans Hals in het Rijksmuseum. Pas de volgende dag in een boekhandel in Nijmegen door de waarneming van Benjamin Moser in The Upside Down World, over de Hollandse schilders, viel er een soort van kwartje: Frans Hals is zijn leven lang straatarm geweest. Zijn affiniteit lag bij gewone mensen, ook geestelijk gehandicapt, zoals een eigen kind van hem. Hij was tegelijk een meester in de groepsportretten, maar wist deze stuk voor stuk in hun interactie een plek te geven in de bubbel waarin zij zich bevonden. De bijna messen-gooiende man op een jachttafereel was mij al opgevallen. In de portrettering van rijke stellen wist hij door hun houding waarin hij ze vastlegde, iets van hun karakter en onderlinge verhouding te vertellen. Zoals zelfverzekerdheid door de hand in de zij te leggen.
Daarna naar de tentoonstelling Painting as a Last Resort in het Van Goghmuseum van de Canadees Matthew Wong, die zichzelf als een geestverwant zag van Vincent. Ook hij heeft een einde aan zijn leven gemaakt. Ik zag zijn Chinese wortels in het afbeelden van één mens temidden van overweldigende natuur.
Ik voelde zijn eenzaamheid temidden van al zijn schildersexperimenten omtrent kleur, patronen, het opbrengen van de verf… Ik vond het prachtig.
Mijn fiets kreeg een jaarlijkse onderhoudsbeurt, vroeg in de ochtend afgeleverd, daarna door naar Den Haag en de volgende dag wandelde ik door de ‘Geologenstrook’ om deze weer op te halen. Volop lente, volop in de zon op de ligbank waar ik jarenlang windstil in mijn blootje lag. Dat kan nu niet meer door alle tuinveranderingen en ‘een jongenman’, zoals de woningbouwvereniging hem gemarkeerd heeft, in de buurt. Helemaal op het einde van de dag besloot ik toch nog naar Hoenderloo te fietsen