donderdag 11 maart 2010

Nothing Personal

Heerlijk, om weer voor het eerst in mijn windstille hoekje in de tuin in het eerste lentezonnetje te zitten. De mussenkolonie druk tjilpend in de kronkelige, woelige takken van de bruidssluier, een merel, een roodborstje, wat sneeuwklokjes en paarse krokusjes.

Ik verwijderde de vogelpoep van het witte boeddhabeeldje achter in de tuin, twijfelde of ik de groene mossporen zou laten zitten, de plooien van Boeddha's witte kleed worden er wel door geaccentueerd, en dacht ondertussen aan de film Nothing Personal die ik onlangs heb gezien.

Een Nederlandse film, die al uitgebreid gelauwerd is, ook met gouden kalven. Maar engels gesproken, voor zover er gesproken wordt, want het is een heel stille film, zich af spelend in een verlaten huis op een landtong aan zee, in Ierland. De film had opstartmoeilijkheden, waardoor het begin drie keer te zien was.

Daardoor viel er een filmfout op: in het begin loopt de hoofdrolspeelster die zich simpelweg You laat noemen, met een rugzak en slechts een blauw matje op een verlaten landweg en even later blijkt ze ook nog een slaapzak en een tent met zich mee te torsen. Als je ook nog eens drie keer ziet, hoe de camera haar vanuit haar eenpersoons-tentje volgt in het rondscharrelen buiten de tent: ik kon me niet meer echt losworstelen van deze filmische bril. Alsof het onbevangen kijken vernietigd was. Dat kán niet: een camera plus cameramens in dat kleine tentje!

De film heeft iets weg van een moderne parabel, die gaat over geweldloos communiceren. Een roodharige vrouw dwaalt doelloos in Ierland, eet uit een prullenbak en zoals in het sprookje van Goudlokje en de berenfamilie vindt ze een huis en nestelt zich er. Ze gaat naar binnen, slaapt in het bed en laat er met opzet enige haren van haarzelf tussen de lakens achter. De man die er woont biedt haar eten aan, in ruil voor landwerk.

Hij dekt een verzorgde tafel met wijnglazen van kristal, maar zij grist het eten weg en wil buiten op een bankje eten, zwijgend. Hij loopt naar buiten, rammelt aan de bank en zegt: je hoeft niet zo grof te doen. Later betrapt hij haar dat zij binnen muziek luistert, onder andere liederen van Schubert: Winterreise; hoe toepasselijk! De volgende dag ligt er bij het eten buiten een walkman met een muziekcassette voor haar. Ze kookt voor het eerst, als dank. Al het eten ziet er prachtig uit, zó uit een sjiek restaurant: ontbijtjes met kleurige vruchten in een kommetje, een perfecte aardappelquiche met iets van een aardbeitje daarbij: het kan bijna niet.

Hij blijkt ziek, bijna stikkende in zijn hoest en hij vraagt haar bij hem in bed te liggen om te waken omdat hij bang is dat hij sterven zal. Op het eind raken ze bijna aan de vrijerij, maar hij houdt haar tegen en zegt: je moet het talent hebben, om op tijd te stoppen.

Ach ja, en dan het einde... een beeld dat bij je blijft en ook op affiches te zien is: zij wikkelt hem in het spierwitte laken en gaat naakt in foetushouding tegen hem aan liggen. Nog nooit was ze zo dicht bij hem. En tegelijkertijd: nog nooit was hij zo onbereikbaar...

Een beetje zoals Boeddha's witte kleed en dat waar hij symbool voor staat: verenigd met de Kosmos is er geen persoonlijkheid meer, wie zich uiteindelijk verbinden kan, die kan dat doen zonder ooit persoonlijke antecedenten te kennen: alle geweldloze communicatie leidt je naar Nothing Personal.