donderdag 4 maart 2010

Oever

Morgenavond geef ik weer de meditatie in de kapel bij de Clarissen. Uitgangspunt is het gedicht Uittocht van Ida Gerhardt.( Zie gelijknamig blogje, Januari 2010). In de christelijke tijdbeleving is het nu de 40-dagentijd, ofwel de vastentijd, de tijd van boetedoening. Vroeger had je als katholiek kind dan een snoeptrommeltje, waar je alles in spaarde. Maar volgens mij at je het na de vastentijd, als het Pasen werd, gewoon allemaal weer op!

Van het gedicht Uittocht, is het nu de tweede regel: droogvoets bereikten ze de zoom, het oeverriet der Schelfzee. Ik ga de mensen leiden naar de oever en vraag ze om te luisteren naar de stemmen in de wind. Wat vertelt de wind je, als je stilstaat, verwijlt en luistert? Misschien over droeve dingen. Of blijde dingen. Misschien blaast de wind je nieuwe levenskracht en levensmoed in: Inspiratie.

De oever, de zoom, is de plek waar niet gebouwd wordt, je kunt er alleen maar ZIJN en ontvankelijk wachten. Zonder doel, je kan er niet werken, het is de plek waar alles mogelijk is. Je kunt je naam schrijven in het zand, maar het water wist het ook zo weer weg. Hoe wil je verder gaan? Wie wil je zijn in het leven? Waar gaat je verlangen naar uit? Begrijp je de wateren in jezelf, kun je ze aanvaarden?

Wanneer de meditatie, het ingaan in de stilte, geƫindigd is, dan volgt er als afsluiting een Zegewens. Deze keer gaat die zo:

Moge je met een zekere regelmaat
de zomen en de oevers van je leven bereiken.
Dat je daar stil mag ZIJN
Verwonderd, wachtend, verwijlend, ontvankelijk.

Moge je ervaren dat je uitgenodigd wordt
om het water in je leven te aanvaarden.
Soms is het water woest of rusteloos
Soms zal het stromen in je: Levend water.

Moge je ervaren dat je niet alleen bent.
Dat de Levende met je mee trekt
door de wateren heen
en aan de oevers van de stilte.