Ik had me uitgebreid in de bus geïnstalleerd, want de rit naar de eindhalte zou nog een half uur duren, kronkelend langs wijken en gehuchten. Vooraan, mandarijntje aan het pellen, krant op schoot. Een vrouw stapte in. Ze moest naar de Breedeweg, of de chauffeur dat kende. Ja, zei die kort. Gaat deze bus daarheen? Ja, zei hij kort. Er stapte nog een vrouw in die daar ook heen moest: O, dan kunnen we samen gaan, zei de eerste vrouw, jij moet daar ook uit! Er kwam niet echt een reactie meer, maar ze liepen verder de bus in.
Opeens stond de vrouw naast me en vroeg of ze naast me kon zitten. Eerlijk gezegd voelde ik me overvallen. Hé, ik zat zo lekker en de bus was op deze zondagochtend verder zo goed als leeg, waarom moest ze nou naast mij willen? Maar ik maakte natuurlijk plaats en daar zat ze: dik, kan ik rustig zeggen, zwetend in een net iets te krappe bloemetjesjapon met een grote tas op haar schoot. 'Dan kan ik alles goed zien', zei ze. Vooruit dus maar, daarom zat ik immers zelf ook voorin.
Toen zag ik dat ze tussen duim en wijsvinger een vierkant stukje uit de krant had: Rommelmarkt in Breedeweg. Ze hield het zo stevig vastgeknepen, dat het leek of duim en wijsvinger daar wit van werden en telkens weer keek ze op het papiertje. Ineens overviel me een grote ontroering, ik kan het niet anders uitdrukken. De lichte ergenis veranderde in welhaast een brokje in mijn keel.
- U gaat dus naar een rommelmarkt? vroeg ik.
- Ja, maar ik weet niet waar het is, ik ben hier nog nooit geweest.
- Ach, het komt wel goed, er zullen wel vlaggetjes hangen en drukte van mensen en anders neemt u gewoon dezelfde bus terug en dan kijkt u nog eens waar u eruit moet.
- Ja, ik hoop maar dat ik het vinden zal, ik ben een dagje alleen, zie je, want mijn man is met mijn zoon mee.
Ze vertelde dat haar zoon, een Caddy, had, ken je dat? Nee dus.
- Nou dat is zo'n bedrijfwagen en daar kunnen maar twee mensen in. Hij haalt ons op en nu was hij aan de beurt. De volgende keer ben ik weer. Er kunnen niet meer in, want dat is gevaarlijk achterin.
- Toen dacht U: nou dan ga ik zelf ook iets leuks van de dag maken!
- Ja! en toen zag ik dit in de krant, maar ja, nou moet ik het wel vinden. O, kijk zo'n auto heeft mijn zoon, zie je? Hé, daar rijdt er nog eentje, die kleur lijkt meer op die van mijn zoon, heb je het gezien?
Ja, ik had het gezien. Ik weet niet wat ik allemaal nog meer had gezien. Iets van intens verlangen in die twee vingers en dat vierkante papiertje en de wijze hoe ze het telkens weer las.
- Hier ! Breedeweg, rood-wit, rommelmarkt, staat er, U moet eruit! Wat gunde ik haar een prachtige dag. Die wenste ze mij ook toe, 'en bedankt hé!'
Zomaar een mevrouw, zomaar ontroerd worden, dat dit zomaar kan.