Wat onwennig kijk ik tegen het witte scherm van een ongeschreven blogje aan. Twaalf dagen geen computer in de buurt: tent-bos-zee-boeken-muziek-fiets-voorstelling-blikken-pannetjes-en-gasbrander-stoeltje-buiten-glaasje-wijn, dat was het wel zo ongeveer. En mensen, natuurlijk, alleen maar mensen om je heen die praten over voorstellingen, het weer dat wel beter kon, dat Oerol het hoogtepunt had in 1999 met de voorstelling Peer Gynt van Tryater.
Want, tja, Oerol zelf dat was dit jaar een zeer schrale afspiegeling van wat het eerder was. 10 dagen zilte luchtspiegelingen was het thema, maar dat dit jaar Oerol een spiegeling van zichzelf was, zo was het, helaas, helaas, de bezuinigen en geldcrises, het was voelbaar en zichtbaar in de programmering... Kort gezegd: wat vroeger de extra slagroom was op een enorme taart, was nu een derde van diezelfde taart.
Geen dagelijks koffieuur van de NRC met Joyce Roodnat en Kester Freriks, zeker ook wegbezuinigd met die nieuwe directeur, geen grootse voorstellingen waar het locatietheater in volle glorie het duin, het bos, het wad en de zee gebruikt, geen afsluitend vuurwerk, nauwelijks internationale theatergezelschappen of grappige, gekke artiesten waarvan je je af kon vragen waar men die in godsnaam van tevoorschijn had getoverd.
Naast mij stond voor het eerst een feesttentje voor twee nachten: een koepeltentje met grote roze rozen daarop en vliegende eenden met daarin twee giechelende jonge feestmeisjes. Ik geloof dat ze gingen discodansen in een strandtent bij 'mijn' strand en de kaartjes daarvan waren al uitverkocht: de horeca neemt een deel van Oerol over en daaromheen hangt een sfeer van zuipen en snelle jongeren, zodat je al fietsend in het donker ineens moet uitkijken voor rondrazende inhalers en tegenliggers.
Iedereen zijn eigen Oerol: het publiek blijft een heerlijke mengeling van 60 plus, tot heel jong ding, van alternatief Woodstock-achtig tot duur in zeil en windjack, van Oranjefan tot voetbalhater.
Mijn Oerol was natuurlijk toch weer geweldig. Mijn nieuwe lichtgroene tent met alleen maar ronde vormen had ik knus ingericht met rood Schotsgeruit en zilveren tapijt en zelfs een meditatiehoekje daarin en ik heb er een keer een hele dag gelezen terwijl de regen kletterde op het doek en het bos heerlijk op geurde. Ik stapte op de fiets en reed de eerste dagen door een windstil mistig landschap dat in de avond een wazige oranje gloed kreeg. Ik liep naar het uiteinde van het eiland, waar wad en zee elkaar ontmoeten, ik liet in een duinkuil het zand over mij heen schuren, en ja, ik zag ook voorstellingen die tot nadenken stemden.
Oerol in mijn tentje is ook oerhol: een plek waar ik met dezelfde soort omstandigheden en omgeving, rustig maandenlang in zou kunnen vertoeven, al is er alleen maar koud water en geen douche. 'Hou je Oerolgevoel nog even vast', zei een man tegen een ongeduldig wordend meisje in de rij bij de treinkaartjesautomaat in Harlingen Haven, weer aan wal. Ik ben van plan om het vast te houden, tot volgend jaar Oerol, want het Oerolgevoel is dezelfde als de Sensu Amoris (zie blogje, eind maart 2010).