Wat een heel aparte portretten, of eerder geschilderde gezichten zijn het. De serie die Henk Hage maakte van tbs'ers van de longstay-afdeling van de Pompekliniek. Ongeveer 15 cm bij 15 cm. Heel aandachtige penseelstreken, kleuren dicht en compact gemengd met elkaar, soms kleine details, soms met vegen weer vaag gemaakt.
Veel gezichten bestaan uit twee delen, twee soorten van stemmingen en gevoelen. Soms kijkt een oog je helder aan, terwijl het andere oog troebel is, soms heeft iemand een heel groot oor, sommigen kijken je aan, anderen dwars door je heen. Of volkomen geabsorbeerd in zichzelf.
Veel gezichten zijn heel boeiend om naar te kijken, wat een interessante persoon zou dat kunnen zijn, zou ik kunnen denken als ik dezelfde in de trein of zo had waargenomen. Van anderen spat de onrust en ook wel iets donkers, iets van broeden, van het schilderijtje af.
In 10 filmpjes krijg je een indruk: er zijn maar 3 mensen die elke week bezoek krijgen. Familie komt verder sporadisch langs. Iemand heeft een ernstige hartziekte en meldt dat zijn cardioloog zegt dat hij in de hectische buitenwereld waarschijnlijk na drie maanden zou overlijden. Het is een dorp op zich, zegt een bewoner. Je moet het leefbaar met elkaar maken. Hoe meer rust, hoe prettige voor allen, dan zijn de regels losser.
Moeder heeft dus jaren in de Pompekliniek gewerkt als psychotherapeut. In een artikel voor het Lustrumboek van 20 jaar Pompekliniek, in 1986 beschrijft ze de speciale positie van de psychotherapeut. Die biedt een vrijplaats: een plek van vertrouwelijkheid en veiligheid. Maar wat als je dan signalen krijgt dat de bewoner in zo'n staat is, dat er een risico is, dat deze een delict gaat herhalen? Ga je daarover klikken naar andere professionals in de inrichting?
Nee, dus. Toch kan je voor die keuze komen te staan, want wie ga je beschermen, de bewoner of mogelijke anderen? De zin in het artikel die bij me binnen kwam was: 'De periode voorafgaand aan mijn keuze, ervaar ik als een tijd van grote benauwenis.'
Wat een dubbel soort van werelden schuilen er in mensen en in een ieder. Maar in sommige mensen toch iets meer dan in anderen. Ik hoorde vroeger veel verhalen uit die Pompekliniek. Misschien neem je het dan als alledaagse kost aan, dat een Januskop hebben, hoort bij het leven: onoplosbaar en complex. Ik geloof dat ik het uiteindelijk toch leuker vind, als een raadsel zich wel ineens onverwacht prijsgeeft;
Tijdens het opruimen van het ouderlijk huis had ik al heel veel keer iets in de handen gehad: Het is zo'n 45 cm lang , taps toelopend en het eindigt in een dichte punt. Aan de andere kant is het hol. Het zou een vreemde stengel kunnen zijn van een plant. De lichtbruine buitenkant is bewerkt met wat getekende zwarte krullen en geometrische versiersels. Geen idee wat het was. Maar omdat ik het al zo vaak in mijn handen had gehad, nam ik het tenslotte mee naar huis.
Vorige week was Moeder op bezoek om te komen kijken hoe alle spulletjes een plek bij mij hadden gevonden. Wat is dit toch, weet jij het misschien? vroeg ik haar. 'Dat is een peniskoker uit New Guinea', zei ze prompt. Juist ja, zó eenvoudig, En nu zag ik het meteen!
Zelf kreeg ik na de zo zorgvuldig en langzaam geschilderde portretjes van Henk Hage zin om ook in het klein te gaan schilderen. Wat dan? Ik dacht aan die plekken van licht en eenvoud, zonder woorden, Die sfeer treffen, de tonen en nuances daarvan... Sommigen zouden iets concreets als basis=aanleiding kunnen hebben. Anderen totaal niet: alleen wat kleurvlakken, stel ik me zo voor. Wie weet...