Gisteren lag ik op de bank in mijn kamer naar muziek te luisteren, The New World Symphony van Dvorak, gedirigeerd door Herbert von Karajan en ik vond het in mijn eigen huis heel gezellig en sfeervol. De sfeer is vollediger geworden, nu er spullen van mijn hele jeugd uit het huis van Vader en Moeder bij zijn gekomen. Ik ben er blij mee en had dit nooit gedacht. Van te voren dacht ik werkelijk, zo ongeveer niks mee te nemen, want het waren mijn spullen niet, zo dacht ik.
Maar de spullen zijn gaan spreken. Bij sommige dingen hoorde ik ineens Vader: Kijk! dit is héel bijzonder! Dit is gemaakt van zand, dat is heel moeilijk om het zo in een flesje te krijgen!' Het gaat om een klein flesje met gekleurd zand en daarin zijn twee huisjes in een palmbomenlandschap te zien. 'Dit is gemaakt uit eén stuk hout! Helemaal uitgesneden! Kijk, maar, het zit allemaal aan elkaar! Het zijn twee Afrikaanse beeldjes, aan het hoofd met elkaar verbonden door een ketting van houten ketens.
Ik keek voor het eerst echt naar een blikken, koperkleurig plaatje dat bij hun grote vissenverzameling ook aan de muur hing. En dacht: dit is niet zomaar iets, hier zit vast een verhaal achter: een vrouw met een vin en heel veel visjes in haar buik. Ik haal het van de muur af en zie Vaders kleine kriebelhandschrift achterop: het blijkt een godin uit Bahai te zijn, de vissengodin, waar alle vissen uit geboren worden. En dan vind ik véel later, ergens in een hoek een houten bovenarmpje met een hand met een 'fuck'-gebaar, ook uit Bahai en moet lachen: dat was Vader ook: iets vreselijks banaals kon hij ook geinig vinden.
De vissenverzameling, nu verspreid over al hun kinderen, bevatte heel veelsoortige dingen: dure fossielen uit Israël, vertelde moeder onlangs, Chinese geknipte rode papierkunst, een heel schilderij vol vissen en een filigraine zilveren gesmede vis; die heb ik allemaal niet. Maar wel de echte opgeblazen kogelvis die met een touwtje vanaf het plafond hing en bij nu vanaf een boekenplank bungelt. En twee kleurige beschilderde houten vissen, volkskunstig, een heel tafereel van vissers in bootjes: Mexico 1988, stond erachter. En een ander : Bali 1991...Heel lang bleef een heel onooglijk houten visje hangen, ik wilde het zelf ook al in de kringloopdoos doen, maar toen keek ik beter en bleek er heel fijntjes een stroompje water op te zijn afgebeeld, met een bootje, tussen twee palmbomen. 'Honduras', stond erbij in gekerfd.
Er danst nu een marionetpop op de trap bij mij. Hij hing, een beetje levenloos, bij de deur van hun studeerkamer. Ik herinnerde me ineens dat Vader me erop wees, hoe mooi die gemaakt was, met mooie kleren en dat ik indertijd onverschillig reageerde. Nu zie ik dat het een androgyn, dandy-achtig mensje is, op blote voeten.
Ach... ik heb nu houten beelden in huis, waar ik als kindje van één op de vensterbank bij stond, met wollen sokjes en een mutsje op, een Indonesische Maria in sarong met kind, waar we vroeger ons avondgebedje bij deden. Maar ook een 'windgod', een jongetje op een paard, de winden waaien om hem heen, een Balinese veelgodenbeeld, Boeddhabeelden, een God uit Hawaï, een houten beeld van de Paaseilanden. Bij de ingang op een goedkoop houten plankje een Chinese God van de rijkdom en de welvaart meldde Vader me, waarop ik indertijd reageerde met: Wat moet je dáár nu mee?
Zoveel spullen verwijzen naar reiken, naar verte, naar verschillende veelsoortige werelden... Een geschilderde spreuk die bij hun op een plank stond en nu bij mij te midden van allerhande beeldjes staat, vertelt me iets van de drive van Vader en Moeder, die ook de mijne is: Only those who dare to lose sight of the shore, can hope to discover new oceans. Altijd maar blijven hopen op een symfonie van een nieuwe wereld.
Maar de spullen zijn gaan spreken. Bij sommige dingen hoorde ik ineens Vader: Kijk! dit is héel bijzonder! Dit is gemaakt van zand, dat is heel moeilijk om het zo in een flesje te krijgen!' Het gaat om een klein flesje met gekleurd zand en daarin zijn twee huisjes in een palmbomenlandschap te zien. 'Dit is gemaakt uit eén stuk hout! Helemaal uitgesneden! Kijk, maar, het zit allemaal aan elkaar! Het zijn twee Afrikaanse beeldjes, aan het hoofd met elkaar verbonden door een ketting van houten ketens.
Ik keek voor het eerst echt naar een blikken, koperkleurig plaatje dat bij hun grote vissenverzameling ook aan de muur hing. En dacht: dit is niet zomaar iets, hier zit vast een verhaal achter: een vrouw met een vin en heel veel visjes in haar buik. Ik haal het van de muur af en zie Vaders kleine kriebelhandschrift achterop: het blijkt een godin uit Bahai te zijn, de vissengodin, waar alle vissen uit geboren worden. En dan vind ik véel later, ergens in een hoek een houten bovenarmpje met een hand met een 'fuck'-gebaar, ook uit Bahai en moet lachen: dat was Vader ook: iets vreselijks banaals kon hij ook geinig vinden.
De vissenverzameling, nu verspreid over al hun kinderen, bevatte heel veelsoortige dingen: dure fossielen uit Israël, vertelde moeder onlangs, Chinese geknipte rode papierkunst, een heel schilderij vol vissen en een filigraine zilveren gesmede vis; die heb ik allemaal niet. Maar wel de echte opgeblazen kogelvis die met een touwtje vanaf het plafond hing en bij nu vanaf een boekenplank bungelt. En twee kleurige beschilderde houten vissen, volkskunstig, een heel tafereel van vissers in bootjes: Mexico 1988, stond erachter. En een ander : Bali 1991...Heel lang bleef een heel onooglijk houten visje hangen, ik wilde het zelf ook al in de kringloopdoos doen, maar toen keek ik beter en bleek er heel fijntjes een stroompje water op te zijn afgebeeld, met een bootje, tussen twee palmbomen. 'Honduras', stond erbij in gekerfd.
Er danst nu een marionetpop op de trap bij mij. Hij hing, een beetje levenloos, bij de deur van hun studeerkamer. Ik herinnerde me ineens dat Vader me erop wees, hoe mooi die gemaakt was, met mooie kleren en dat ik indertijd onverschillig reageerde. Nu zie ik dat het een androgyn, dandy-achtig mensje is, op blote voeten.
Ach... ik heb nu houten beelden in huis, waar ik als kindje van één op de vensterbank bij stond, met wollen sokjes en een mutsje op, een Indonesische Maria in sarong met kind, waar we vroeger ons avondgebedje bij deden. Maar ook een 'windgod', een jongetje op een paard, de winden waaien om hem heen, een Balinese veelgodenbeeld, Boeddhabeelden, een God uit Hawaï, een houten beeld van de Paaseilanden. Bij de ingang op een goedkoop houten plankje een Chinese God van de rijkdom en de welvaart meldde Vader me, waarop ik indertijd reageerde met: Wat moet je dáár nu mee?
Zoveel spullen verwijzen naar reiken, naar verte, naar verschillende veelsoortige werelden... Een geschilderde spreuk die bij hun op een plank stond en nu bij mij te midden van allerhande beeldjes staat, vertelt me iets van de drive van Vader en Moeder, die ook de mijne is: Only those who dare to lose sight of the shore, can hope to discover new oceans. Altijd maar blijven hopen op een symfonie van een nieuwe wereld.